6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `begint`
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
- bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
- de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
- met het kleine begint men bij het grote houdt men op (=van de kleine misdaad komt men vanzelf in de grote misdadigheid terecht)
- vis begint aan de kop te stinken (=als een bedrijf een slecht management heeft)
- wie een zin begint met ik is een grote stommerik. (=ik aan het begin van een zin is niet zoals het hoort)
5 betekenissen bevatten `begint`
- de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
- daar heb je het gedonder in de glazen (=daar begint de miserie)
- de maan komt al door de bomen/wolken (=gezegd van iemand die kaal begint te worden)
- in mei leggen alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint)
- hardlopers zijn doodlopers (=wie te snel begint, haalt misschien het einde niet)
50 dialectgezegden bevatten `begint`
- 't begient 'm te nèpe (=het begint hem te knijpen) (Luyksgestels)
- 't begunt bij 'em te schemer'n (=hij begint het door te krijgen) (Westerkwartiers)
- 't begunt bij heur te schemer'n (=zij begint het te snappen) (Westerkwartiers)
- 't woater in de moûr begint te zoûn (broebelen) (=het water in de ketel begint te koken) (Sint-Niklaas)
- ' t Zal em ' n gotje voere (=Hij weet nog niet waar hij aan begint) (Hals)
- Aa zet zaan sirein oep (=Een kind dat begint te wenen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- ai kraigt et in zaain botte (=hij begint vervelend te doen) (Leefdaals)
- aoj te scheepe zyt moej vaorn (=als je aan iets begint moet je het afwerken) (Kortemarks)
- as één schoap over de dam is, volg'n d'r meer (=als één begint volgen er spoedig velen) (Westerkwartiers)
- asset watter zak begint et ijs te kraoke (=als iemand een scheet laat terwijl hij / zij plast) (Munsterbilzen - Minsters)
- asten haon get vrig begint te kraeë, moete ze ze bekske mér taunaeë (=als de haan 's morgens altijd te vroeg kraait, wordt hem wel snel de bek toegenaaid) (Munsterbilzen - Minsters)
- begint doar moar oan, goat er moar oan stoan (=ga er maar aan staan) (Wichels)
- d’ootos rêën aw mee ljucht (=het begint al te schemeren) (Kaprijks)
- da beginjt ie serjees men kloeiten oit t' angen (=dat begint me waarlijk te vervelen) (Aalsters)
- dae begint ook al te kraoke (=die wordt stilaan oud) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dao hejje-n-'t gegoes in de glaaze al (=Daar begint het gedonder) (Weerts)
- Daor hedde 't schaop al àn 't schiete (=Daar begint de moeilijkheid al) (Wells)
- de binn'nband d'r aardig deur (=begint kaal te worden) (Twents)
- de hël begint bau den hiemel ophült (=als je het mooie niet meer ziet in je leven, dan wordt het een hel) (Munsterbilzen - Minsters)
- de lócht is aan ‘t ujere (=er komt regen aan (ujere: wanneer de uier van een koe vol begint te raken, voordat de koe gekalfd heeft)) (Heitsers)
- de tijd begint te kotte (=nog korte tijd te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- de vès begint altijd ieës te stinke bij de kop (=het loopt altijd eerst mis bij de leiding) (Munsterbilzen - Minsters)
- de vès begint altijd te rotte aon zëne kop (=de oversten op het werk zijn altijd verantwoordelijk als er iets misloopt, niet de gewone werkman) (Bilzers)
- de vroege vogel vangt de wurm (=wie vroeg begint kan veel verdienen) (Westerkwartiers)
- die kriegtj gein krolspange mieër in (=ze begint kaal te worden) (Heitsers)
- doar hei je 't gesmiet ien 'e gloaz'n (=daar begint het gedonder) (Westerkwartiers)
- doe môs neet ‘t mets in ‘t verke loate sjtaeke (=je moet afmaken waar je aan begint) (Kessels)
- drae zen toeng twei kër rond eiste get zèks (=bezint voor je begint) (Munsterbilzen - Minsters)
- e begintj te vangen (=Hij begint zot te worden) (Liedekerks)
- eerst denk' n, dan doen (=bezint eer gij begint) (Westerkwartiers)
- ët begint haaj ferm te stinke (=er is iemand erg aan 't overdrijven -bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ge zijget oant uithange / ambetaanterik (=je begint vervelend te doen) (Geels)
- ha begint te slabakke (=hij begint te vertragen) (Nijlens)
- Haa zét zaan sirein oep (=Een kind dat begint te wenen) (Sint-Katelijne-Waver)
- hae begint grelleg te slabakke (=hij begint sterk achteruit te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae begint nao te laote (=Hij begint oud te worden) (Steins)
- hae begint sterk noeë te loeëte (=hij begint oud te worden) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hae begint te fetsje. (=Hij begint af te takelen.) (Steins)
- hae begós al klein uigskes te kriege (=hij begint al dronken (of moe) te worden) (Heitsers)
- Het begunt te siepen, te mieser'n, ik vuule ut drupp'n. (=Het begint te regenen) (Hoogeveens)
- hij let d'r gien gras over groei'n (=hij begint meteen aan de klus) (Westerkwartiers)
- hij woagt zich op glad ies (=hij begint aan een hele moeilijke klus) (Westerkwartiers)
- ie goa scheetn loatn wi (=hij weet niet waar hij aan begint) (West-vlaams)
- iemes tiëge zenen inkpot stampe totterv vanzelf begint te sjrijve (=iemand tegen zijn gat stampen tot hij van pijn over de grond kruipt) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij begin ze te vangn (=hij begint te missen) (Knesselaars)
- IJ löt de proele ang'n (=iemand die begint te huilen) (Kampers)
- ij zit in't sukkelstroatsjen (=hij begint tegenslag te krijgen met zijn gezondheid) (Kaprijks)
- je lat er gièèn gès oovre groeîjn (=hij begint er onmiddelijk aan) (Kortemarks)
- laot ós doorloupe want ‘t sjeltj al (=opschieten omdat de H. Mis bijna begint (sjelle = met de kleine klok oproepen tot gebed)) (Heitsers)
- Luster, het wordt duuster (=Het begint donker te worden.) (Hoogeveens)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen