23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bijt`
- aan de vishaak bijten (=zich laten vangen, toehappen)
- blaffende honden bijten niet (=zij die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk)
- de duiten bijten hem (=hij verspilt zijn geld)
- de kap/sluier/habijt aannemen (=in een klooster gaan)
- de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
- dode honden bijten niet (al zien ze lelijk) (=van doden is geen gevaar te duchten)
- door de zure appel (heen)bijten (=het onaangename doen of over zich heen laten gaan)
- een oortje in vieren zouden bijten (=erg gierig zijn)
- een pilaarbijter (=een zeer schijnheilig / hypocriet persoon)
- een vreemde eend in de bijt (=een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs))
- er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
- geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
- hongerige luizen bijten scherp (=met de arme mensen heeft men de meeste last)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- in het zand bijten (=tegenstand verduren / verliezen)
- je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
- lachende monden, bijtende honden. (=mensen die vriendelijk of aardig lijken, kunnen in werkelijkheid kwade bedoelingen hebben)
- magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
- op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
- op een houtje bijten (=honger hebben)
- schaamte de kop afbijten (=je niet meer schamen)
- van zich afbijten/afslaan (=zich fel verdedigen)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
4 betekenissen bevatten `bijt`
- gezouten scherts (=bijtende scherts)
- een vreemde eend in de bijt (=een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs))
- je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)
- haar op de tanden hebben (=van zich af kunnen bijten)
50 dialectgezegden bevatten `bijt`
- 't bijt in zijn bille (=hij kan er niet aan weerstaan) (Kaprijks)
- 't bijt in zijn billen (=het doet hem zin krijgen) (Gents)
- aet nog e bufke (=bijt nog eens in je boterham) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ak em aai bet ie (=Als ik hem / haar aai dan bijt hij / zij) (Geldermalsens)
- Beittie akkum aai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Brabants)
- bet em ak hem aai (=bijt hij als ik hem aai) (Veussels)
- bèt ie a-k um aaj (=bijt hij als ik hem aai) (Tilburgs)
- Bet ie ak 'm aaoi (=bijt hij als ik hem aai?) (Woensels)
- Bet ie ak em aai (=bijt hij / zij als ik hem aai) (Geldermalsens)
- bet ie ak em aai (=bijt hij als ik hem aai) (brabants)
- Bet ie akkem aoi? (=bijt hij als ik hem aai?) (Betuws)
- Bet mer op oer taan (=bijt maar op uw tanden) (Stals)
- bet tie ak em aai, bèttie ak em ai, bet tie ak um aai (=bijt die als ik hem aai) (Geldermalsens)
- Betemakoemaai (=bijt hij als ik hem aai) (Turnhouts)
- Bettemakemaai (=bijt hij als ik hem streel) (Bornems)
- bettemakkemaai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Nieuwmoers)
- bettemakkemaai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Essens)
- bettie a'k'maai (=wanneer ik uw hond aai, bijt hij dan) (`t-Heikes)
- bettie ak 'm aai (=bijt hij als ik hem aai) (Bergs)
- Bettie ak 'maai (=bijt ie als ik hem aai) (Brabants )
- Bettie ak um aai? (=bijt hij (de hond / kat) als ik hem aai?) (werkendams)
- Bettie ak um aai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Bredaas)
- Bèttie akkem aai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Kaatsheuvels)
- bettie akkemaai (=bijt hij als ik hem aai) (Ossendrechts)
- bèttie akkum aai (=bijt hij als ik hem aai) (Tilburgs)
- bettie akkum aai (=bijt hij als ik 'm aai) (Prinsenbeeks)
- Bettie akkum aai? (=bijt die hond als ik hem aai?) (Baronies)
- Bettie akkum aai? (=bijt die (hond) als ik hem aai?) (Roosendaals)
- Bettie akkum aoi (=bijt hij als ik hem aai) (Brabants)
- Bettie akkumaai (=bijt hij als ik hem aai.) (Bosch)
- bettie ek um oai (=bijt hij als ik hem aai) (Brakels (gld))
- Bettie joekel akkum aoi (=bijt die hond als ik hem aai) (Bosch)
- bettie-akemai (=bijt hij als ik hem aai) (Brabants)
- bettie-akkum-aai? (=bijt hij als ik hem aai?) (ossies)
- bettie'ask'maai? (=bijt hij als ik hem aai?) (brabants)
- bettieakkumàài (=bijt hij als ik hem aai) (Berghems)
- bettieakkumaai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Dongens)
- bettieakkumaai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Tilburgs)
- Biet ie ak em aai (=bijt hij als ik hem aai) (Terneuzens)
- biet'n ak 'n aaie (=bijt hij als ik hem aai) (Zeeuws)
- Biet'n ak'n aai? (=bijt hij als ik hem aai?) (Zeeuws)
- bietie a-k'um aei (=bijt hij als ik hem aai) (Zeeuws)
- Biettie ankum aai (=bijt hij als ik hem aai) (Zaamslags)
- bijt mën naos nie aof (=doe niet zo bitsig) (Munsterbilzen - Minsters)
- bijt mér ne keîr op zën lippe (=niet reageren) (Munsterbilzen - Minsters)
- bijt mich mér nie èn mën naoës (=doe maar niet zo lelijk tegen mij) (Munsterbilzen - Minsters)
- bijt nog effe op zen taan (=hou nog even vol) (Bilzers)
- Bit tie as k m ai (=bijt hij als ik hem aai) (Slands)
- Dat kind/keind/joch/messie is nie(t) van mij hoôr. Het lijk in nerregus op mij (=Een vreemde eend in de bijt (binnen een gezin)) (Utrechts)
- Dat verdreg zich wal. (=Dat past goed bij elkaar, dat bijt elkaar niet.) (Aaltens)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen