Spreekwoorden met `erin`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `erin`

  1. achterin de fuik zit de paling (=je moet geduld hebben)
  2. bij schering en inslag gebeuren (=erg vaak gebeuren)
  3. dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
  4. dat is schering en inslag (=dat komt bijzonder vaak voor [onderdelen van een weefgetouw])
  5. de sokken erin zetten (=hard weglopen)
  6. de spiering doet de kabeljauw afslaan (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen)
  7. de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
  8. de uitzondering bevestigt de regel (=overal zijn er uitzonderingen)
  9. een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen)
  10. een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  11. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  12. elk is een dief in zijn nering (=ieder zoekt zijn voordeel)
  13. garnaal/spiering is ook vis als er anders niet is. (=wees tevreden met wat je kunt krijgen)
  14. ik mag de tering krijgen (=er zeker van zijn)
  15. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  16. redenering van Jan Kalebas (=dwaze onlogische redenering)
  17. verandering van spijs doet eten (=eens iets anders te doen doet de mens goed)
  18. verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)

36 betekenissen bevatten `erin`

  1. verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)
  2. boter bij de vis (=betaling bij de levering)
  3. het sluit als een bus (=de beredenering klopt)
  4. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  5. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  6. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  7. tijd slijt (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  8. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  9. redenering van Jan Kalebas (=dwaze onlogische redenering)
  10. iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
  11. een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
  12. er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
  13. altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
  14. iemand op handen dragen (=grote bewondering hebben voor iemand)
  15. het gaat van sassenbloed (=het gaat met grote opofferingen gepaard)
  16. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  17. iemands geheugen opfrissen (=iemand ergens aan herinneren)
  18. een knoop in zijn zakdoek leggen (=iets doen om ergens zeker aan herinnerd te worden)
  19. van Lillo komen (=je dom houden. Volgens de overlevering vindt dit gezegde zijn oorsprong in het (ontkennende) gedrag van de inwoners van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij te Waarde in 1579)
  20. een goed pad krom loopt niet om. (=je kunt beter geen onnodige veranderingen aanbrengen)
  21. wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd (=je moet waardering hebben voor het geringe)
  22. iets voor Jan Joker doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
  23. iets voor Jan Lul doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
  24. een oude boom moet je niet verpoten. (=ouderen houden niet van veranderingen)
  25. de uitzondering bevestigt de regel (=overal zijn er uitzonderingen)
  26. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  27. de oude Adam afleggen. (=slechte gewoonten of gedrag achterlaten om positieve veranderingen aan te brengen.)
  28. snoeien doet bloeien. (=tijdelijke opofferingen zijn nodig om op de lange termijn te kunnen gedijen en bloeien)
  29. een voet in de stijgbeugel hebben (=uitzicht hebben op bevordering)
  30. aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
  31. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  32. kort door de bocht (=voorbarig, nuanceringen negerend. Voorbeeld: `De bewering dat fractiediscipline de democratie om zeep helpt is misschien wat te kort door de bocht.`)
  33. een rollende steen vergaart geen mos. (=voortdurende verandering werpen vaak geen vruchten af)
  34. wie zich aan een ander spiegelt spiegelt zich zacht (=wie uit het ongeluk van anderen lering trekt, zal minder ongeluk hebben)
  35. een Poolse landdag (=wilde, ongeregelde vergadering)
  36. het is weer aan (=ze hebben weer verkering)

19 dialectgezegden bevatten `erin`

  1. 't weer zit erin (=als iets beschimmeld is) (Westfries)
  2. ‘N alve draai erin êbbe (ê) (=Een beetje dronken zijn) (Volendams)
  3. (je ken) aan het gas, hebbie licht gratis (=Je kunt het bekijken / zak erin / zoek het uit / val dood) (Utrechts)
  4. ae est ermee wig (=hij trapt erin / hij gelooft het) (Wichels)
  5. Baeter sjeif t'rin den recht t'rnaeve (=Beter scheef erin dan recht erlangs) (Kinroois)
  6. Bèter skûin der in dan skiff der nèffe (=beter schuin erin dan scheef erlangs) (Bergeijks)
  7. De ziekte erin hebben (=De pest erin hebben) (Rotterdams)
  8. de zwoeng trèn haage (=de vaart erin houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. èn de grond èssët ne goeje mins, mér waaj kraajg ich em trèn (=in de grond is het een goed mens, maar hoe krijg ik hem erin) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. et schouw mar enen hòrpèèl of de penantie ha gezeete. (=het scheelde maar een haartje of de strafschop had erin gezeten.) (Tilburgs)
  11. Hel of neet hel t'rin met det vel (=Hard of niet hard erin met dat vel) (Kinroois)
  12. Je kenne je hemd erin verteren (=Jesus wàt lekker!) (Westfries)
  13. kom 't erin dan kö'j d'r oet kiek'n (=kom binnen dan kun je naar buiten kijken) (Twents)
  14. Krijg de angs(t) , Krijg de schijt ! Zak door/in de stront! (=zak erin ! (verwensing)) (Utrechts)
  15. ot rint rint trin (=als het regent regent het erin) (Ledegems, Kappels)
  16. tis e rut ut tus en ot rint trint drin (=er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het erin) (West-Vlaams)
  17. tis e rut ut ut us, en at rint, trint trin (=Er is een ruit uit ons huis, en als het regent, regent het erin) (West-Vlaams)
  18. tvaalt erin as een preek in un ouderlienk (=vallen) (Zeeuws)
  19. ze wil 't onnerste uut de kaan (=zij wil eruit halen wat erin zit) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen