Spreekwoorden met `eten`

Zoek


65 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten ` eten`

  1. al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
  2. als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
  3. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  4. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  5. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  6. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  7. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
  8. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  9. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  10. dat is het hele eieren eten (=zo zit de zaak in elkaar.)
  11. de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
  12. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  13. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  14. droog brood eten (=zuinig moeten zijn, financieel slecht gaan)
  15. eerst komt het eten dan de moraal. (=overleven is belangrijker dan het volgen van regels.)
  16. er peper aan eten (=duur betalen)
  17. geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
  18. genadebrood eten (=door anderen onderhouden worden)
  19. het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
  20. het eten niet meer op kunnen. (=spoedig moeten sterven.)
  21. het is sop en gekookt eten. (=het is hetzelfde.)
  22. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  23. ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
  24. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  25. iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
  26. je bent om op te eten (met boter en suiker). (=beeldig, snoezig, hartveroverend, snoeperig.)
  27. je koren/korentje groen eten (=zich geen zorgen maken om de toekomst, niet sparen.)
  28. je kunt wel alleen eten, maar niet alleen werken. (=men moet goed voor het personeel zijn.)
  29. je mag wel alles eten, maar niet alles weten. (=ik hoef je niet alles te vertellen.)
  30. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  31. je zult stokvis eten. (=je krijgt slaag.)
  32. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  33. letters eten (=veel boekenwetenschap opdoen)
  34. liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
  35. meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  36. met de Adamsvorken eten. (=met de vingers eten.)
  37. met de konijnen door de tralies kunnen eten (=zeer mager zijn)
  38. met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
  39. met hoge heren is het kwaad kersen eten (=van de omgang met aanzienlijke personen moet men niet altijd voordeel verwachten)
  40. met lange tanden eten (=met tegenzin eten)
  41. met zijn tien geboden eten (=zonder bestek met de vingers eten)
  42. met zijn tien geboden eten. (=zonder mes en vork.)
  43. naar zijn meug eten (=zoveel eten als men lust)
  44. ook van de mosterd eten (=veel geld aan iets verliezen)
  45. roet in het eten gooien (=de pret bederven of een plan laten mislukken)
  46. spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
  47. uit de muur eten (=fastfood eten)
  48. uit de pot van Egypte eten (=nog thuis eten bij de ouders die voor je zorgen)
  49. uit iemands hand eten. (=afhankelijk zijn.)
  50. uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)

72 betekenissen bevatten ` eten`

  1. het smelt als boter in de mond (=(van eten) het is erg mals)
  2. al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
  3. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  4. alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
  5. iemand in de buik straffen. (=als straf geen eten geven.)
  6. van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
  7. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  8. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  9. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  10. het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
  11. een tafeltje welbereid. (=een plek met veel en goed eten)
  12. bij Sint Joris in de kost zijn (=ergens gratis eten)
  13. uit de muur eten (=fastfood eten)
  14. iets in zijn holle kies kunnen stoppen (=gezegd van eten : het is de moeite niet, het is te weinig)
  15. wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
  16. de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
  17. een goede dam leggen. (=goed eten (voor het drinken van alcohol))
  18. je kaken roeren. (=goed eten of praten.)
  19. een vette bek halen. (=goed eten, vooral frituur)
  20. je natje en je droogje lusten (=graag eten en drinken)
  21. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  22. eten als een paard. (=heel veel eten)
  23. het is krabben op de naad (=het eten is op)
  24. wortelen doet `t gat bortelen. (=het eten van wortelen bevordert de stoelgang.)
  25. zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
  26. een volle buik peinst op geen lege. (=iemand die genoeg te eten heeft is niet bezig is met de zorgen van een ander)
  27. zien eten doet eten. (=iemand zien eten bevordert de eigen eetlust.)
  28. iets achter de kiezen steken (=iets eten)
  29. je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
  30. de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
  31. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  32. geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
  33. een mens moet werken voor de brok en voor de rok. (=je moet werken om te kunnen eten en kleding te kunnen kopen.)
  34. de darmen zalven. (=lekker eten en drinken.)
  35. wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
  36. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  37. met de Adamsvorken eten. (=met de vingers eten.)
  38. met lange tanden eten (=met tegenzin eten)
  39. daar wordt niet hard op gebikt. (=met tegenzin eten.)
  40. de riem toehalen. (=minder eten.)
  41. niets kunnen binnenkrijgen (=niet kunnen eten)
  42. uit de pot van Egypte eten (=nog thuis eten bij de ouders die voor je zorgen)
  43. eten als een dijker. (=onbeschoft veel eten.)
  44. eten als een varken. (=ongemanierd eten.)
  45. de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
  46. op een droogje zitten (=op visite zijn en niks te eten of drinken krijgen)
  47. dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
  48. van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
  49. de tafel de nodige eer bewijzen. (=smakelijk gaan eten.)
  50. een snijder heeft maar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)

Eén dialectgezegde bevat ` eten`

  1. as ermoej troef ès, aete ver alleen mèr spek bij et braud (=in dagen van nood, eten we spek mèt brood) (Munsterbilzen - Minsters)



Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen