411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ver`
- op verhaal komen (=uitrusten en op krachten komen)
- opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
- oude bomen moet men niet verplanten (=oude mensen doet men liever niet verhuizen)
- over de balk gooien (=onnodig geld uitgeven voor zaken die niet nodig zijn)
- over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
- over de doden niets dan goeds (=men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood)
- over de drempel komen (=aan huis komen)
- over de hoge schoenen lopen (=te ver gaan of niet realistisch zijn)
- over de kling jagen (=iemand doden)
- over de knie leggen (=een pak slaag geven)
- over de koppen kunnen lopen (=gezegd als het erg druk is)
- over de puthaak getrouwd (=onwettig samenwonend)
- over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
- over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
- over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
- over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
- over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
- over het hoofd zien (=vergeten, niet opmerken)
- over het paard getild zijn (=te veel eigendunk hebben of een naar karakter hebben, doordat je zoveel geprezen of verwend bent)
- over het paard tillen (=er te veel goeds van zeggen / verwend en geprezen zijn)
- over het paard tillen. (=iemand te veel prijzen, zodat hij verwaand wordt)
- over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
- over koetjes en kalfjes praten (=over allerlei onbelangrijke dingen praten)
- over land en zand praten (=over lichte onbeduidende dingen praten)
- over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
- over mijn lijk (=ik zal mij daar met alle kracht tegen verzetten)
- over smaak valt niet te twisten (=over verschil in smaak moet men geen ruzie maken)
- over zijn nek gaan (=overgeven, braken, iets vies vinden)
- over zijn toeren (=ontredderd)
- overal zijn neus in steken (=zich overal mee bemoeien)
- overboord werpen (=niet langer gebruiken, ervan afzien)
- overdaad schaadt (=te veel van iets is schadelijk)
- overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
- overhoop liggen (=ruzie met elkaar hebben)
- overstag gaan (=na aandringen/lang er mee wachten toegeven)
- overstag raken (=de wind van voren krijgen)
- overweg kunnen (=kunnen verdragen, aankunnen)
- per couvert (=onder omslag) (Latijn)
- pluk maar veren van een kikvors (=van een arme kan je niet veel geld eisen)
- quod deus bene vertat (=laat God het ten goede keren) (Latijn)
- sit venia verbo (=met toelating gezegd) (Latijn)
- staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
- steeds verder van huis raken (=verder van je doel afraken)
- stok en steen verwend (=heel erg verwend)
- taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
- te wensen overlaten (=niet geheel voldoen)
- tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
- terugverlangen naar de vleespotten van Egypte (=naar de goede tijden terugverlangen)
- titanenarbeid verrichten (=erg zwaar werk doen)
- tot op de draad versleten (=helemaal versleten)
1116 betekenissen bevatten `ver`
- lont ruiken (=ergens het vermoeden toe hebben / het gevaar tijdig aanvoelen)
- schitteren door afwezigheid (=ergens niet aanwezig zijn, terwijl je komst wel verwacht werd)
- de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
- als sneeuw voor de zon verdwijnen (=ergens niets van over blijven)
- ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
- je op glad ijs wagen/begeven (=ergens over gaan praten waar die weinig van af weet)
- de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
- van Teeuwes nog Meeuwes weten (=ergens van helemaal geen verstand hebben)
- er zijn tenten opslaan (=ergens verblijven, zich ergens vestigen)
- verstand hebben van gekookt eten. (=ergens verstand van hebben.)
- aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
- het anker lichten (=ergens vertrekken, weggaan en verder reizen)
- iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
- er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
- iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
- iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
- een tandje bijzetten (=extra inspanning leveren. (de gashendel een tand verschuiven))
- de bietenbrug opgaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- onder zeil gaan (=gaan rusten of slapen, vertrekken of weggaan)
- te biechte gaan (=gaan vertellen (wat je eigenlijk niet mag vertellen))
- de geest is gewillig maar het vlees is zwak. (=geef niet toe aan verboden verleidingen)
- aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
- geen been hebben om op te staan (=geen enkele verantwoording kunnen geven)
- er geen hoge pet van op hebben (=geen hoge verwachting hebben van iets)
- je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
- bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
- al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
- niet thuis zijn van (=geen verstand hebben van - niet willen weten van)
- wie dan leeft, wie dan zorgt (=geen zorgen maken over de toekomst)
- eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
- je ziel in lijdzaamheid bezitten (=gelaten het ongelijk verdragen)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
- goed geld naar kwaad geld gooien (=geld ergens insteken waarvan bekend is dat het verlies oplevert)
- bulken van het geld (=geld in overvloed hebben)
- rozen (paarlen) voor de zwijnen werpen (=geld of moeite verspillen aan iets nutteloos)
- je fortuin te grabbel gooien (=geld verspillen)
- geld in het water gooien (=geld verspillen)
- geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
- gelijke monniken gelijke kappen (=gelijke mensen verdienen/krijgen een gelijke behandeling)
- die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
- men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
- praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
- in goede dorpen zijn/geraken (=genoeg verdiend hebben om niet meer te hoeven werken)
- zo glad als een aal (=geslepen, uitgekookt, iemand die zich overal uitpraat)
50 dialectgezegden bevatten `ver`
- noue eed ij toch in mijn roape gescheten (=Nu is hij voor mij te ver gegaan en ik zal hem dat betaald zetten) (Lokers)
- oa goad er ne kop van kwikke (=hij zal er ver mee komen) (Leuvens)
- ochèirme (=de moejte ni vèr auver te klappe) (Dendermonds)
- Oe waai môk nog? (=Hoe ver moet ik nog?) (brabants)
- On de Hee stond mèt kûrmes een graute tent bau vër viël plezier mokde (=Veel plezier hebben we beleefd in de tent met Heikermis) (Munsterbilzen - Minsters)
- on zen vrèchte kinste de boom (=de appel valt niet ver van de boom) (Munsterbilzen - Minsters)
- ons poezeke is schijl (=de kat valt niet ver van de boom) (west-vlaams)
- optalluëre (=vèr 't sondogs nor de mis te goën) (Dendermonds)
- parraplie (=sistèim ver van a gat te schoddere) (Dendermonds)
- pas op vër zen glaoze daokpanne (=let op je kletskop) (Munsterbilzen - Minsters)
- péire (=vèr te zien) (Dendermonds)
- pèlong (=vèr te géive) (Dendermonds)
- perseverre (=zo ver als een paal lang is) (Veurns)
- pikkels (=vèr op è pak frit) (Dendermonds)
- pille (=vèr in â tasjlamp of in â viddejauspèlleke) (Dendermonds)
- pitjevaugelke (=vèr nor te kaike as ze vanaaè potrèt trèkke) (Dendermonds)
- platvoete (=vroeger gèltsj wèirt vèr 't léiger) (Dendermonds)
- Ploëge es ver liefde vroëge (=plagen is behagen) (Bilzers)
- poer (=ver te verschiete - ni-j-ouitgevonne in Oilsjt) (Dendermonds)
- poëter (=vèr te schillere) (Dendermonds)
- polletiekers mauge vër mich den heile werd veraandre, mèr ziëker nie de woerd (=verander alles, maar laat de waarheid) (Munsterbilzen - Minsters)
- pollippe (=vèr te loëte trèkke) (Dendermonds)
- pottekaréi (=menniesse vèr ouistwiste) (Dendermonds)
- prang (=vèr op de néis tezètte) (Dendermonds)
- radais (=wèrral iet vèr te kraige) (Dendermonds)
- raech vër zen roeëp (=zeggen waar het op staat) (Munsterbilzen - Minsters)
- raenger vér twelf oere blûf nie doere (=dat gaat vanzelf over) (Bilzers)
- schoeën van vèèr,mo vèèr van schoeën (=mooi van ver, maar ver van mooi) (Winksels)
- schoen van vaar, mor vaar van schoen (=mooi van ver maar verre van mooi) (Antwerps)
- schuëmoeder (=ni vèr alle doëgen in ouis t'èmme) (Dendermonds)
- Seeleke Peets z'n Arrie (=Zeer ver (aangetrouwd) familielid) (Maldegems)
- Sjoen van wijd mae wijd van sjoen. (=Mooi van ver, maar ver van schoon.) (Genker)
- skuën va veiren, moe veir van skuën (=mooi van ver, maar ver van mooi) (Meers)
- snapste nau vër wo ich tich nog nie ns zien boemele (=begrijp je nu waarom ik je nog niet zie hangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- sondes trokke ver noë Jam vür te daase, ternoë goenge vër dèk nog noë de Kits, de Lotus, De Saturnes, Bloemenhoëf of noë de hee bij de Pèèk (=Bij Jam (Guillaume Paulissen) kwam iedere zondag een orkest optreden en daar gingen we dansen; daarna zakten we soms nog wat af in het dorp) (Munsterbilzen - Minsters)
- stik de stêk ènt koet, dan hulste te në man vër gene kloet (=als een man een erectie krijgt verliest hij zeker zijn verstand) (Munsterbilzen - Minsters)
- stoët doë mér nie vër te springe (=kijk maar goed uit voor je die beslissing neemt) (Munsterbilzen - Minsters)
- t ès vër dich daud te janke (=het is verschrikkelijk (erg)) (Munsterbilzen - Minsters)
- t ès vër dich daud te laachte (=het is om je dood te lachen) (Munsterbilzen - Minsters)
- t graos kan dan wol griener zin on den iëverkant, mér daaj moete der ook viël ver doen (=bij anderen is alles veel beter) (Bilzers)
- t laeve és te kot, ver wae de doëg te lank zin (=kort, lang, heb geen bang!) (Bilzers)
- tabbort (=sloëpgerief vèr de vraas) (Dendermonds)
- talluër (=vèr mé te smaite aster 't op zitj touis) (Dendermonds)
- te loemp vër helpe te dondëre (=erg dom) (Munsterbilzen - Minsters)
- te loemp vër helpe te donnere (=oerdom) (Munsterbilzen - Minsters)
- te mottig vër en paut aut te staeke (=te lui om iets te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- te stoem vër los te lope (=erg dom zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- te vaul vër los te lope (=heel lui) (Munsterbilzen - Minsters)
- te vaul vër métten tang aoën te riere (=afgrijselijk vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- tegen unne oven kunde nie gapen (=zo ver kun je je mond niet open krijgen) (Dunges)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen