311 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `met`
- met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)
- met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
- met het kleine begint men bij het grote houdt men op (=van de kleine misdaad komt men vanzelf in de grote misdadigheid terecht)
- met het leven afrekenen (=sterven)
- met het mes in de buik zitten (=in grote angst verkeren)
- met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
- met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
- met het verkeerde been uit bed stappen (=een slecht humeur hebben)
- met het verstand van een garnaal (=erg weinig verstand, erg dom)
- met het water voor de dokter komen (=zeggen wat je bedoelt)
- met hetzelfde sop overgoten (=even goed of slecht)
- met hoge heren is het kwaad kersen eten (=van de omgang met aanzienlijke personen moet men niet altijd voordeel verwachten)
- met hoorntjes lopen (=zijn vrouw bedriegt hem, heeft een minnaar)
- met horten en stoten (=langzaamaan, met veel onderbrekingen)
- met huid en haar (=geheel en al)
- met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
- met iemand breken (=met iemand niet meer verder werken, leven)
- met iemand in aanvaring komen (=ruzie of problemen met iemand krijgen)
- met iemand in zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)
- met iemand niet willen oversteken (=niet in iemands plaats willen zijn)
- met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
- met iemand te diep in zee gaan (=iemand al te ver vertrouwen)
- met iemand zijn voeten spelen (=iemand voor de gek houden)
- met iemands woorden naar de markt gaan (=overal rondvertellen wat men elders horen zeggen heeft)
- met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
- met je hoed in je hand kom je door het ganse land (maar met je pet op je test kom je er ook best) (=met beleefdheid kun je veel bereiken)
- met knikkende knieën (=erg zenuwachtig zijn voor iets)
- met kromme tenen zitten (=zich ergeren)
- met kunst- en vliegwerk (=niet volgens de normale gang van zaken)
- met lange tanden eten (=met tegenzin eten)
- met lege handen achterblijven (=niets meer hebben)
- met lood in de schoenen (=met heel veel tegenzin of angst)
- met los kruit schieten (=schijnbaar streng straffen met een straf die in feite geen nadeel oplevert)
- met man en macht iets doen (=iedereen werkt hard mee)
- met man en muis (=met alles en iedereen)
- met mist gaat de vorst in de kist (=na mist gaat het vaak dooien)
- met molentjes lopen (=in de war zijn, niet goed bij het verstand zijn)
- met Noach in de ark geweest zijn (=erg oud(erwets) en uit de mode zijn)
- met onbevaren volk is het slecht zeilen (=met onervaren mensen is het moeilijk werken)
- met ongebroken lading wegzeilen (=zich zonder gezichtsverlies uit de situatie redden)
- met onwillige honden is het slecht hazen vangen (=het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen)
- met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
- met open vizier (=met eerlijke middelen)
- met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
- met pak en zak (gaan) (=met veel bagage gaan)
- met passen en met meten wordt de meeste tijd versleten (=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)
- met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
- met spek schieten (=overdrijven of opscheppen)
- met spek vangt men muizen (=met veel vrijgevigheid kan men iedereen overhalen)
- met stille trom vertrekken (=vertrekken zonder iemand het te laten weten)
313 betekenissen bevatten `met`
- nieuwe messen snijden scherp (=met iets (iemand) nieuws is het aangenaam werken)
- in touw zijn (=met iets druk bezig zijn)
- zo lang aardappels poten als je mest hebt (=met iets zo lang mogelijk doorgaan)
- in casu (=met inbegrip van)
- er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
- met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
- leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
- met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
- een veer (moeten) laten (=met minder genoegen moeten nemen)
- eieren voor je geld kiezen (=met minder genoegen nemen dan men eerder wilde)
- in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
- goedschiks of kwaadschiks (=met of tegen de zin)
- pimpelpaars met een goud randje (=met ondefinieerbare kleur)
- met onbevaren volk is het slecht zeilen (=met onervaren mensen is het moeilijk werken)
- op staande voet (=met onmiddellijke ingang)
- willens en wetens iets doen (=met opzet)
- met hart en ziel (=met plezier en passie)
- praatjes vullen geen gaatjes (=met praten alleen komt men er niet, er moet ook wat gedaan worden)
- woorden zijn geen oorden (=met praten bereiken we niets)
- iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
- in de nesten zitten (=met problemen zitten)
- het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
- armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
- a contrecoeur (=met tegenzin)
- tegen wil en dank (doen/zijn) (=met tegenzin)
- tegen heug en meug (=met tegenzin doen)
- tegen iets aanhikken (=met tegenzin doen)
- met lange tanden eten (=met tegenzin eten)
- daar wordt niet hard op gebikt. (=met tegenzin eten.)
- geld ophoesten (=met tegenzin of met moeite betalen)
- sit venia verbo (=met toelating gezegd)
- met pak en zak (gaan) (=met veel bagage gaan)
- mettertijd komt Hannes in het wammes (=met veel geduld lukt het wel)
- kleine houwen vellen grote eiken. (=met veel kleine beetjes kun je veel bereiken)
- met spek vangt men muizen (=met veel vrijgevigheid kan men iedereen overhalen)
- een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))
- als bijen naar de honing komen (=met velen komen en sterk gemotiveerd zijn)
- wijze raad Is halve daad. (=met verstandig advies ben je al halverwege om succesvol te zijn)
- met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
- in grove lijnen (=met vooral aandacht voor de hoofdzaken)
- een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen)
- met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
- door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
- op gespannen voet (zijn) (=moeilijk met elkaar omgaan, ruzie)
- het is niet iedereen gegeven ajuin met droge ogen te schillen (=niet iedereen doet het onaangename met de glimlach)
- de slappe lach hebben/krijgen (=niet kunnen stoppen met lachen)
- niet met iemand door één deur kunnen (=niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.))
- niet kapot zijn van (=niet veel op hebben met)
- een appeltje met iemand te schillen hebben (=nog een vervelend onderwerp met iemand te bepraten hebben)
- iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
50 dialectgezegden bevatten `met`
- aste zon sjaajnt kump iedereen baute, mér assët raengert zieste niemes mei (=supporters genoeg als het goed gaat met de ploeg, maar je ziet of hoort niemand meer als het minder goed gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
- aster van zen liëges moes boste, loeper allang rond mét zen dêrm én zen haag (=liegen kan zware gevolgen hebben) (Bilzers)
- Ater 'ne ouwe sjtok is 't good sjoele. (WT) (=Als een meisje een oudere man trouwt met veel geld) (Mechels (NL))
- attër ët èn zën krolle kraajg, bèste nog nie goed aof (=als hij het echt in zijn hoofd haalt, kan je nog veel last met hem krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Auch enne! (=En hoe gaat het met jou?) (Limburgs)
- Auch enne! (=Hoe gaat het (antwoord: goed en met jou) ) (Roermonds)
- Auft au kluute baa joeng! (=Laat me met rust) (Bodegems)
- autdrëppë (=stilletjes aan stoppen met iets) (Munsterbilzen - Minsters)
- autkoeëme mèt de verkiezinge (=op een kieslijst gaan staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- aye allers mit em uriven / ofurfd (=had jij al een keer met hem een erfenis verdeeld) (Urkers)
- baas sjembek (=belangrijk persoon met jam aan zijn mond) (Fries)
- baejdaag instèlle (=terugkomen met hangende pootjes) (Heitsers)
- baeje baatj neet, hie mót de zeiktón kome (=dat is slechte grond, alleen resultaat met bemesting) (Heitsers)
- baeter ën snieë mèt sjroep, dan heilegans geen snieë (=wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd) (Munsterbilzen - Minsters)
- baeter ne bauk vant zaupe, as ne kroef vant kraupe (=beter met plezier door het leven dan altijd moeten werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- baeter sjeef trèn, dan raech tërlengs (=soms moet je tevreden zijn met een simpel resultaat) (Bilzers)
- Bakkie leut met een spikkeloasie (=Kopje koffie met een speculaasje) (Amsterdams)
- bakkie pleur an de heij met een flikie d'rbei (=Kopje koffie in terheijde met een koekje erbij.) (Westlands)
- bau geet dae pit mèt dat mennëke hieën (=die jas is hem veel te groot !) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau geet dae pit mèt dat mennëke hiën (=zijn jas is veel te groot) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau geet dat ménnëke mèt dae surtoe hiën (=die overjas is wat te groot voor zo'n ventje) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau geet dat mènnëkë mèt dat brikskë hieën (=die broek is hem veel te groot) (Munsterbilzen - Minsters)
- bè munne vurregen baos mos-k om aacht ûur ònlègge (=bij mijn vorige werkgever moest ik om acht uur met het werk beginnen) (Tilburgs)
- bedekk'n met de mantel van der liefde (=de fout van een ander accepteren) (Westerkwartiers)
- beder 'n luus ien de paan dan hiel'ndaal gien vlees (=wees tevreden met wat je hebt) (Westerkwartiers)
- beder met as om verleeg'n (=beter te veel dan niets) (Westerkwartiers)
- begin den daog nie mètte sjerve van den daog tevürre (=begin iedere dag met een zuivere lei) (Munsterbilzen - Minsters)
- begin pas te dreme aste goed wakker bès ! (=blijf er goed met je hoofd bij, want dromen zijn bedrog) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bejje mat de fiets of bejje lòpes? (=Ben je met de fiets of lopend?) (Dordts)
- bel mich mèr as ge traut zit (=met mij moet je geen welles-nietes spelleke) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bemoeije mètje eiguh kejak jung (=Bemoei je met je eigen zaken) (Arnhems)
- Ben je op de brommert gekomen? (=persoon met een hele dikke buik) (Rotterdams)
- Bertës van de Sjeiper wor zjus dezelfde aster mèt ze piëd on kaffei bij Zjengske èn Hiëseld stond (=Bertus x werd ook geregeld door zijn paard teruggereden van bij Café Welkom in Heesveld) (Munsterbilzen - Minsters)
- besjins bringste de sjokkepoej baeter hert on de twei hantëfe (=misschien breng je het hobbelpaard best met de handvaten hierheen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Besjuut mèt muuskes. (=Beschuit met muisjes.) (Gelaens (Geleens))
- besjuutsje voore (=een kind in de kin knijpen met duim en wijsvinger om te plagen) (Berg en Terblijts)
- beste wier mèt zë kaud been auttët bed opgestoën (=weer niet goedgemutst) (Munsterbilzen - Minsters)
- bete dabbe (=aarde van bieten verwijderen met een mes) (Hoeselts)
- beter een buik van het zuipen dan een bochel van het werkuh (=beter iets leuks doen met je maten dan iets saais) (Westlands)
- Betoal'n mee gesloot'n buzz'n (=Ruilen met goederen of arbeid) (Harelbeeks)
- Better ene ko met 'n beste vlaai, dan 'n hele trop met 'n bult lawaai (=Beter maar een keer raak, dan alleen opschepperij) (Winterswijks)
- bie Buze spoten ze vroeher mee ruuk (=bij Buijze spoten ze vroeger met eau de cologne) (Zaamslags)
- bie je zekel ni dnoest (=met je sikkel na de oogst) (Zeeuws)
- bieeter n'snee me` stroep, as gien snee (=beter een boterham met siroop, als geen boterham) (Heusdens)
- bieëtn zettn (=bieten op het veld uitdunnen met de hark) (Waregems)
- biena is verre van China (=met `bijna` ben je er niet) (Ostêns)
- bij de graose gods (=met Gods goedvinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- bim bam bieeë is doeéd, woeë zulle vae 'm begrave? Achter inne peddekoel, dao liktje mét zien dikke moel. (=knieliedje) (Weerts)
- binne we lyke oud? of 'hewwe wij samen op skoal seten'? (=zijn we even oud? (tegen kinderen die niet met twee woorden spreken) ) (Leewarders)
- bjeiren (=bemesten met aalt) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen