311 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `met`
- met de neus in de boeken zitten (=veel lezen)
- met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
- met de ogen meten (=schatten)
- met de ogen verslinden (=heel erg graag zien)
- met de paarden van Sint Franciscus. (=te voet gaan)
- met de pet naar iets gooien (=niet echt moeite voor iets doen, zonder inzicht schatten)
- met de pet rondgaan (=geld inzamelen)
- met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
- met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
- met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
- met de vinger nawijzen (=iemand uitgelachen)
- met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
- met de vossenstaart geselen (=zacht straffen)
- met de winst strijken. (=winnen)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
- met de zweep erachter zitten (=opjagen)
- met dubbel krijt schrijven (=te veel aanrekenen)
- met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
- met een been in het graf staan (=bijna dood, ernstig ziek)
- met een dood kalf is het goed sollen (=men kan gerust wat proberen met iets dat al verloren is)
- met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
- met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen)
- met een half oor (=maar half luisterend)
- met een hete aardappel in de keel praten (=op een bekakte manier praten)
- met een kanon op een mug schieten (=ophef maken om niks / overdreven zware maatregelen nemen)
- met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
- met een kluitje in het riet sturen (=iemand met veel woorden niet veel wijzer maken)
- met een lantaarn te zoeken (=heel zeldzaam , moeilijk te vinden)
- met een metworst naar een zij spek gooien (=iets weinig waardevols opofferen om iets waardevols terug te krijgen)
- met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
- met een opgestoken zeil (=driftig, boos)
- met een rode letter aangetekend staan (=duidelijk vermeld , zodanig dat het zeker niet vergeten wordt)
- met een schone lei beginnen (=opnieuw mogen beginnen, zonder dat misstappen uit het verleden nog zichtbaar zijn)
- met een sisser aflopen (=uiteindelijk viel het mee)
- met een staand zeil (=driftig, boos)
- met één voet in het graf staan (=iemand gaat bijna dood)
- met een waterzeil thuiskomen (=doornat zijn)
- met een zilveren hengel vissen (=vis kopen in plaats van vangen. Ook: doel bereiken met bedrog)
- met een zwarte kool aangetekend staan (=ongunstig bekend staan)
- met geen pen te beschrijven zijn (=iets niet met woorden kunnen zeggen)
- met gelijke munt betalen (=hetzelfde kwaad terugdoen)
- met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
- met gouden balken (=met een hypotheek (met lening))
- met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
- met hart en ziel (=met plezier en passie)
- met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
- met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
- met hem kan men geen spies draaien (=met hem valt niet samen te werken)
- met hem kun je gaan vissen (=een prettig persoon in de omgang)
313 betekenissen bevatten `met`
- hongerige luizen bijten scherp (=met de arme mensen heeft men de meeste last)
- magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
- een put maken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
- op het hart drukken (=met de grootste nadruk zeggen)
- op het hart binden (=met de grootste nadruk zeggen)
- summa cum laude (=met de hoogste eer)
- de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
- gapen als een oester (=met de mond wijd open geeuwen)
- goed beslagen (=met de nodige kennis en ervaring)
- mutatis mutandis (=met de nodige wijzigingen)
- met de Adamsvorken eten. (=met de vingers eten.)
- gapen als een oester die in de warmte komt (=met de wond wijd open geeuwen)
- in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
- een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
- met gouden balken (=met een hypotheek (met lening))
- onder een staand zeiltje is het goed roeien (=met een klein vast inkomen, verdient men al gauw genoeg voor de kost)
- een kinderhand is gauw gevuld (=met een kleinigheid tevreden zijn)
- cum grano salis (=met een korreltje zout)
- het puntje van een scherpe pen is `t felste wapen dat ik ken (=met een kritisch woord kan het meest worden bereikt)
- er een punt aan kletsen (=met een praatje vergoelijken)
- je eieren goed naar de markt brengen (=met een rijke vrouw getrouwd zijn)
- iemand afschepen (=met een voorwendsel wegzenden)
- met vlag en wimpel slagen (=met een zeer goede beoordeling slagen)
- zuidwest, regennest. (=met een zuidwesten wind komt vaak regen)
- cum laude (=met eer)
- met open vizier (=met eerlijke middelen)
- het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
- de violen stemmen (=met elkaar onderhandelen, naar compromissen zoeken)
- hoeren en dieven, met geld zijn zij mijn gelieven (=met geld krijg je vrienden)
- voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
- de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
- de sterke arm der wet (=met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie)
- met vuur spelen (=met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen)
- vi coactus (=met geweld afgedwongen)
- een fluwelen tong hebben (=met gladde woorden mensen kunnen overtuigen)
- goede raad is goud waard (=met goede aanwijzingen kan je heel veel doen)
- met beide handen toegrijpen (=met graagte aanvaarden)
- op geen stukken na (halen) (=met grote achterstand iets niet halen)
- met lood in de schoenen (=met heel veel tegenzin of angst)
- met hem kan men geen spies draaien (=met hem valt niet samen te werken)
- met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
- met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)
- de duivel op het kussen binden (=met iedereen raad weten)
- iemand een hak zetten (=met iemand een gemene streek uithalen)
- iemand in de boot nemen (=met iemand een grap uithalen)
- iemand in het ooitje nemen (=met iemand een grap uithalen of voor de gek houden)
- met iemand in zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)
- met iemand breken (=met iemand niet meer verder werken, leven)
- een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
- je met iemand meten (=met iemand wedijveren)
50 dialectgezegden bevatten `met`
- aoën de lèste mem hange (=met alles achterop komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aot e bitje gaot kun we nie klaogn (=hoe is het met u?) (Kortemarks)
- aranje (=Leidse kleur met een A) (Leids)
- armpie over 't skoertje (=met je arm om het meisje haar schouder wandelen) (Noordwijks)
- As 't regent met pissende Grietie, regent het in zes weken veule, weing of hielemaole niet (=weerspreuk (uit Hoogeveen) ) (Drents)
- as 't schip met geld komt (=dat komt met Sint Juttemes) (Westerkwartiers)
- as aete fraete, en vraaje poeppe wieëd èsset geloof wijd noeë de K. (=je kan het ook doen, met heelwat fatsoen) (Munsterbilzen - Minsters)
- as d'n duvel (=met grote snelheid) (Oosterhouts)
- as de klant met de slager praat, mut de wurst um stilhouwe (=als Pietje met Robert praat moet Peter zich stilhouden) (Leewarders)
- as de vrollie va heusde be hunne vulo weg zen daan es alté wa te beleive (=als de vrouwen van heusden met hun fiets weg zijn dan is er altijd wat te beleven) (Heusdens)
- as ermoej troef ès, aete ver alleen mèr spek bij et braud (=in dagen van nood, eten we spek mèt brood) (Munsterbilzen - Minsters)
- as eure kop op 'n vêrreke stong, lözje neemus geine huidkieës mieër (=iemand met een lelijk uiterlijk) (Weerts)
- as ge me oe ermoei geen road wit, ben de nie werd de ge ze het (=als je met je armoede geen raad weet ben je niet waard dat je ze hebt) (Heezers)
- as genoeg nog te weineg ès, ès niks nog goed genoeg (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
- as het no 5 oor drug blift hebben de ouj wiever kirmis (=als het na 5 uur ophoudt met regenen blijft het voor die dag droog) (Maasbrees)
- as je rekene op roze, draait 't in de regel uit op peerdebloeme (=Hou rekening met eventuele tegenvallers..) (Westfries)
- As met Sunt Jan de lindebomen bluit, hej de rogge riep met Sunt Job (=Boerenwijsheid) (Drents)
- as ne volleirde prëfessër (=met kennis van zaken) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ons kat eu koei was kongde ze melke onder de stoof (=als telt niet ; met als kan alles) (Antwerps)
- as Simon en Judas (28 oktober) gaon, esj met de zoeëmer gedaon (=weerspreuk) (Weerts)
- as te kat van haus ès, ès doeë nog altijd de poes van de geboeëre (=met het JUISTE been uit 't VERKEERDE bed stappen) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ter van zën lieëges moes geboste zien dan loep ter allang mèt zën derm èn zën haan rond (=hij doet niets dan liegen!) (Munsterbilzen - Minsters)
- as tërdievel ter mèt gemoeid ès (=als alles tegenzit) (Munsterbilzen - Minsters)
- as tërdievel tër mèt spieëlt (=dat is grote toeval) (Munsterbilzen - Minsters)
- As ze de schaopies op het dreuge hebt, holt ze zomaor opiens op met warken (=Als ze de schaapjes op het droge hebben, houden ze zomaar opeens op met werken) (Hoogeveens)
- as ziêne kop op 'n kelder deur stóng, kwoom gein kat inne kélder (=iemand met een afzichtelijk gezicht) (Weerts)
- As-t nie kan zo-as 't mut dan mu't-ma zo-as 't kan (=We moeten roeien met de riemen die we hebben) (Epers)
- As' t je niet jokt moej niet krabben. (=Je moet je niet met andermans zaken bemoeien) (Drents)
- assët geet onwaere, lope de vérke mèt ne wès strau èn hun maul (=als het gaat onweren, hebben de varkens een garve stro in hun muil) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ast met kanneke ni go muttet lierreke mor pakke (=Antwoord op dat kan ik niet) (Antwerps)
- ast wait met st magriet, regnt het drie daagn veul, weinig of niet (=weerspreuk) (Drents)
- aste blaajfs finkële, geeste nog ës zën haan verbranne (=wie met vuur speelt, zal zich eraan verbranden) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste boëve bès, bringste dan men sletse mèt (=stop met neuspeuteren!) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste daud bès, bèste heilegans niks mèt ën watch geld (=als je dood zijt, ben je niets met een hoop geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste èn e glaoze haus woens, moeste zelf nie mèt steen goeje (=gooi nooit je eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste geen taan hëbs, hoeste ze ook nie te poetse (=veel mensen zouden het fijn vinden als ze ook eens met hun mond vol tanden zouden staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mègge daase èn de zon, zitte raenger al èn de ton (=als het gedaan is met regenen, gaan de muggen dansen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mét den (h) ond slûps kraajste ook zen vlaaj (=pas op met wie je verkeert) (Bilzers)
- aste mèt den hond slieps krijgs te z'n vlie. (=Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien.) (Genker)
- aste mèt viër spiëls, konste dich verbranne (=wie het gevaar bemint, zal er in vergaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mèt zauget noeë den oeërlog moes goën (=wat ben je toch een dommerik !) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste mét zen haan én zen hoër zits, béste zau bij zen hiësene (=twijfel is de deur naar de wijsheid) (Bilzers)
- aste mèt zen twei viet opte grond blifs, gerokste geen paut vüraut (=wie niet waagt, blijft maagd) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste moes barste van de liëgës, loepste allang mètte dérm èn zën haan (=als je zou barsten van de leugens, liep je reeds lang rond met je darmen in je armen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste n poos alléén wûls gelotte wiëne, doet dan den aofwas! (=met de afwas sta je altijd alleen) (Bilzers)
- aste nie baute rooke kons, gank dan mér baute rooke (=als je niet kan stoppen met roken, ga je maar buiten roken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste on intege minse een ploem gifs, dinke ze dat ze al vliëgel hêbbe (=gooi maar niet teveel met bloemen, want ze gaan nog een dikke nek krijgen) (Bilzers)
- aste van zen liëges zos boste, loepste allang mèt zen derm èn zen haan (=je doet niets dan liegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste vils moeste mèr trëg opston (=met vallen en opstaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste wils, konste nog e pekske rammel krijge (=ik zou maar eens ophouden met zeuren) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen