Spreekwoorden met `achter`

Zoek


85 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `achter`

  1. iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
  2. iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
  3. iets achter de kiezen steken (=iets eten)
  4. iets achter de knopen hebben (=iets is volbracht of voltooid)
  5. iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
  6. in het achterschip geraken (=in zaken achteruit gaan)
  7. in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
  8. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  9. je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien (=je moet geen geld besteden aan een zaak die niet meer in stand kan worden gehouden)
  10. kruisjes achter de rug hebben (=tientallen jaren oud zijn)
  11. liever van achteren zien dan van voren (=niet goed kunnen verdragen)
  12. met de zweep erachter zitten (=opjagen)
  13. met lege handen achterblijven (=niets meer hebben)
  14. niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
  15. nog nat(/ niet droog) achter de oren zijn (=nog uiterst onervaren zijn, zodat men er niet over mee kan praten)
  16. ogen in je achterhoofd hebben (=zeer alert en waakzaam zijn.)
  17. ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
  18. ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
  19. op de achtergrond blijven (=niet in de schijnwerpers willen staan.)
  20. op de achterste benen/poten staan (=zeer verontwaardigd of boos zijn.)
  21. op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
  22. oude paarden jaagt men achter de schans (=oudere werknemers worden soms aan de kant gezet)
  23. peper in je achterwerk hebben (=een hoog tempo hebben)
  24. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
  25. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  26. vaart achter iets zetten (=iets snel (doen) uitvoeren)
  27. van achter de koeien/ploeg komen (=van boerenafkomst zijn)
  28. van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
  29. van voren niet weten dat je van achteren leeft (=erg dom zijn)
  30. van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
  31. via de achterdeur (=indirect, onopgemerkt, stiekem)
  32. voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)
  33. ze achter de mouw hebben (=onoprecht zijn)
  34. zo dom als het achtereind van een koe/varken (=erg dom)
  35. zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)

50 dialectgezegden bevatten `achter`

  1. achter eemes rök moele, bleìjere (=roddelen) (Berg en Terblijts)
  2. achter ieder (h) oogte lei un pit (=dip) (Zeeuws)
  3. achter iemand zaën goare zitte (=iemand tot spoed aanzetten) (Winksels)
  4. achter iemand zijn gat liuëbm (=iemand anders zijn rommel opruimen) (Kaprijks)
  5. achter iets kommen (=iets komen halen) (Wichels)
  6. achter ne lèk komt er ne blèk (=na regen komt zoneschijn) (Zuid-west-vlaams)
  7. achter nuus zynt ol krullekoppen (=na ons...) (Veurns)
  8. achter oens piese ze der putses mee (=na ons dood doen de kinderen ons geld op) (Gents)
  9. achter oens trekke ze de liere op (=geniet van het leven want ...) (Gents)
  10. achter oet ' n hals komm' (=Schreeuwen van woede) (Twents)
  11. achter oet'n hals proaten (=bekakt praten) (Twents)
  12. achter ons trekn ze de liër'op (=profiteer zolang je leeft) (Kaprijks)
  13. achter zaën goare zitte (=iemand tot iets aanzetten) (Winksels)
  14. achter zijn/eur gat liuëbm (=achter iemand aanlopen) (Kaprijks)
  15. achter zijnn oasme snakn (=om adem happen) (Kaprijks)
  16. achter zin / eur gat loapn (=iemand nazitten) (Kortrijks)
  17. ae ee't achter zèen ellebogen (=hij is stiekem) (Wichels)
  18. agther is ut kermis (=je moet achter om binnen gaan) (Eindhovens)
  19. Al motte de kroaien ut uutbriengen. (=We zullen achter de waarheid komen.) (Flakkees)
  20. alle scheep'm achter je verbrand'n (=al je troeven uitspelen) (Westerkwartiers)
  21. ammen ouw nie oien en de voordeur, moestem alt lest achter noar binnen (=je bent een leuke meid) (Graauws)
  22. An hard lopen he-j nich völ, iej mot op tied van hoes goan. Wel te late is opstoan, möt n heeln dag op n draf goan (=achter de feiten aanlopen) (Twents)
  23. As 't er iën'n in 't Schelde springt moe d'r nie achter springen (=Je hoeft anderen niet na te apen - niet in alles te volgen) (Wichels)
  24. as 't mar wower es , stut achter de kèrk geschraive (=daar valt aan te twijfelen) (Tiens)
  25. As lig achter Bure en as Bure afbraan ist allemoal as (=Een reactie op de opmerking als ik dat had geweten dan had ik.....) (betuws)
  26. aste zën k....gedraed hëbs (=achter je rug (fig.)) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. auch: achter d'auch loeëpen (=Spijbelen) (Lebbeeks)
  28. Bachten de lochting (=achter de hof) (tielts)
  29. Bachtn de kupe (=achter de IJzer (Westhoek) ) (West-Vlaams)
  30. ben je wel droog achter je oruh (=wat stel je nou voor) (Westlands)
  31. bennie al droog achter je orêh? (=wat stel je nou helemaal voor?) (Westlands)
  32. Bès doe in de kirk gebaore!! (=wordt gezegd tegen iemand die altijd de deur achter zich open laat) (Steins)
  33. Better één dee nöast oe geet, as twee dee achter oe an loopt. (=Een goede buurman is beter dan een verre vriend.) (Twents)
  34. Bieskespeidje (=paadje achter Bieskens) (Opglabbeeks)
  35. bim bam bieeë is doeéd, woeë zulle vae 'm begrave? achter inne peddekoel, dao liktje mét zien dikke moel. (=knieliedje) (Weerts)
  36. blôoze toe mun gat toe (=kleuren tot achter mijn oren) (Tilburgs)
  37. Braaf zieë andesj plek ich dich ater 't behang. (WT) (=Lief zijn of anders plak ik je achter het behang) (Mechels (NL))
  38. Broeëdkäosjkes allemaol opeite angesj plek ich dich ater de tapieët. (WT) (=Broodkorstjes allemaal opeten anders plak ik je achter het behang) (Mechels (NL))
  39. brommers kiekn (=achter de meisjes aan) (Vechtdals)
  40. d' er kunn achter sjchuufeln (=Er kunnen naar fluiten) (Veurns)
  41. d' er mi ze klakk' achter smietn (=ernaar raden) (Veurns)
  42. d'irreweedn groeën achter zijn iuërn (=lang niet gewassen) (Kaprijks)
  43. D'r Cramignon. (WT) (=Op muziek met kermis achter mekaar springen) (Mechels (NL))
  44. D'r zat nun mutten achter de wjer en ij rokelde mee zijn kodde. (=Er zat een kalf achter de heg en het kwispelde met zijn staart.) (Kloosterzandes (Klôôsters))
  45. daaj twei stoeën iëlkën oeëved aater de streik te haagen en te helvërë (=dat koppeltje staat iedere avond achter de struiken mekaar te klemmen en te wrijven) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. daddistureen mee mos achter de knieje (=een meisje met geld) (Oudenbosch)
  47. Dae haet d'r sjoon naeve gepies (=Hij heeft achter het net gevist) (Roermonds)
  48. dae hèt lang aater hër zitte te vange (=hij heeft er lang achter gelopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. dae is nog neet drwèg achter zien warre (=hij is nog niet droog achter zijn oren) (Aelsers)
  50. dae kump nog mër kieke (=hij is nog niet droog achter zijn oren) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen