Spreekwoorden met `oren`

Zoek


102 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `oren`

  1. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  2. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  3. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  4. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  5. daar geboren en getogen (=daar geboren en opgegroeid)
  6. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  7. dat horen en zien je vergaat (=erg luid)
  8. dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
  9. de horens laten zien (=zich vijandig tonen)
  10. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  11. de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
  12. de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
  13. de oren scherpen (=goed luisteren)
  14. de oren spitsen (=goed luisteren)
  15. de oren wassen (=duchtig ervan langs geven, de waarheid zeggen)
  16. de reis is nog niet ten einde als men kerk en toren herkent (=geef niet op voor het doel geheel is bereikt)
  17. de stoom komt uit zijn oren (=hij is heel erg boos)
  18. de varkens geschoren hebben (=weinig opbrengst hebben)
  19. de verloren zoon is terecht (=wat (of wie) al lang verloren was, is teruggevonden)
  20. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  21. die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
  22. door de neus boren (=iemand anders iets de mogelijkheid ontnemen)
  23. een doodgeboren kindje (=waardeloos, zonder toekomst)
  24. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
  25. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  26. een hen met sporen. (=een bazige vrouw.)
  27. een nieuwe bron aanboren (=een nieuwe manier vinden om iets te krijgen)
  28. er een muisje van hebben horen piepen (=er iets van gehoord hebben)
  29. er oren naar hebben (=er wel iets in zien)
  30. gedeeld geheim, verloren geheim. (=als je een geheim doorvertelt is het geen geheim meer)
  31. geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
  32. geen koren zonder kaf (=tussen al het goeie zit altijd ook wel iets minder goeds)
  33. geen oren hebben naar iets (=ergens niet naar willen luisteren)
  34. het achter de oren hebben (=niet zo dom zijn als men lijkt)
  35. het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
  36. het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
  37. het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
  38. het koren van de molen zenden (=de klanten wegjagen - zichzelf benadelen)
  39. het vel over de oren halen/trekken (=geld afpersen)
  40. het verloren schaap (zijn) (=de gezochte (zijn))
  41. het zijn niet al ridders die sporen dragen (=je kunt niet alleen aan iemands uiterlijk afleiden of hij ergens geschikt voor is)
  42. het zwoerd/zwoord achter de oren hebben (=doof zijn)
  43. hoog van de toren blazen (=het grote woord willen hebben / opscheppen)
  44. horen zeggen is half gelogen. (=wat je via via hoort is niet altijd waar)
  45. horen zien en zwijgen (=wel waarnemen, maar er verder niets van zeggen)
  46. horende doof zijn (=niet luisteren)
  47. iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
  48. iemand de oren afzagen (=steeds blijven aandringen)
  49. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  50. iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)

67 betekenissen bevatten `oren`

  1. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  2. voor de ganzen preken (=aan dovemans oren zeggen)
  3. het oor strelen (=aangenaam in de oren klinken)
  4. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  5. onder dak zijn (=bescherming genieten - behoren bij)
  6. daar geboren en getogen (=daar geboren en opgegroeid)
  7. dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  8. het stuur kwijt zijn (=de controle verloren hebben)
  9. door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
  10. Hansje in de kelder. (=de ongeboren baby)
  11. in gebreke zijn (=de taak niet naar behoren uitgevoerd hebben)
  12. overstag raken (=de wind van voren krijgen)
  13. bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
  14. dat is opgelegd pandoer (=een duidelijke van te voren afgesproken zaak)
  15. vechten tegen de bierkaai (=een gevecht aangaan dat al bij voorbaat verloren is)
  16. een dag voor de prins. (=een verloren dag.)
  17. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  18. er is altijd wel ergens een vogel die zingt (=er is altijd wel een lichtpuntje als je maar goed je oren en ogen open zet)
  19. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  20. getelde schapen lopen het hok uit. (=exact alles van tevoren weten)
  21. het levenslicht aanschouwen/zien (=geboren worden)
  22. zwijgen in alle talen (=helemaal niets zeggen, niets van zich laten horen)
  23. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  24. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  25. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  26. het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
  27. zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet alles verloren is, kan alles nog goed komen)
  28. een haas is graag waar hij geworpen is. (=ieder wil graag zijn waar hij geboren is)
  29. iemand achter de broek/veren/vodden zitten (=iemand aansporen/opjagen / nauwlettend volgen)
  30. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  31. iemand (aan) de pols voelen (=iemand uithoren)
  32. aan een oor doof zijn (=iets niet willen horen)
  33. tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
  34. de boel in het honderd sturen (=in de war maken/verstoren)
  35. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  36. denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog. (Guido Gezelle) (=maak een plan alvorens ergens aan te beginnen, en stel tijdens de activiteit het plan bij indien nodig)
  37. met een dood kalf is het goed sollen (=men kan gerust wat proberen met iets dat al verloren is)
  38. wolven dromen van bossen. (=men kan zijn aangeboren aard niet vergeten)
  39. cum annexis (=met bijbehoren)
  40. je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
  41. voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn) (=niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt)
  42. tussen servet en tafellaken zijn (=niet bij de kleintjes maar ook niet bij de groten horen)
  43. geen teken van leven meer geven (=niets meer van zich laten horen)
  44. taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
  45. in gebreke stellen (=officieel stellen dat de taak niet naar behoren is uitgevoerd)
  46. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  47. beidt Uw tijd, duur Uw uur (=op de toren van de Amsterdamse koopmansbeurs)
  48. met iemands woorden naar de markt gaan (=overal rondvertellen wat men elders horen zeggen heeft)
  49. in duigen vallen (=plannen die niet doorgaan / uiteenvallen - verloren gaan)
  50. naar de Filistijnen (=reddeloos verloren / kapot)

50 dialectgezegden bevatten `oren`

  1. 'n slag voor je harses (=Draai voor je oren) (Termeis)
  2. ' k goa eu een suuke op uwe spekkewinkel geve dadde stuikt gelêk een schelle pénse (=ik zal je klap om je oren geven, dat je er niet goed van zijt) (Gents)
  3. alles opeten mè oren en poten (=alles opeten) (Sint-Niklaas)
  4. As ge nie goewd nor de mister loistert, dan kriede un draoi um oew orre (=Als je niet goed naar de meester luistert krijg je een draai om je oren) (Liessents)
  5. blôoze toe mun gat toe (=kleuren tot achter mijn oren) (Tilburgs)
  6. d’r eine geflaerdj kriege (=een draai om de oren krijgen) (Heitsers)
  7. dae is nog neet drwèg achter zien warre (=hij is nog niet droog achter zijn oren) (Aelsers)
  8. dae kump nog mër kieke (=hij is nog niet droog achter zijn oren) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae lultj dich gater inne zök (=hij kletst je de oren van het hoofd) (Heitsers)
  10. Dao zouw ich waal 'ns muuske wille speele (=Daar zou ik graag mijn oren te luister leggen) (Steins)
  11. dat gaait um wel (=in de smaak vallen, wel oren naar hebben) (Genneps)
  12. de moes zën aute ès autkieëtëre (=maak je oren eens zuiver, luister beter) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de mure hemme oewere (=de muren hebben oren) (Loois)
  14. De oren vriezen van m'n kop (=Strenge vorst) (Westlands)
  15. Des zjust einen taxi mètte deuren oop! (=Hij heeft de oren nogal ver van het hoofd staan!) (Kinroois)
  16. Det kuulköpke mòt nog eine kwekker waere (=Hij is nog nat achter de oren) (Roermonds)
  17. Doa tuute mich de oeëre va (=Iemand die je de oren van het hoofd kletst) (Sjeeter plat)
  18. E klets tegen eve kaa (=Een veeg tegen uw oren) (Olens)
  19. Eemes läöker in de zökke kwatsje (=Iemand de oren van het hoofd kletsen) (Sittards)
  20. Een Deinse dessinge (=Een ferme klap rond de oren geven) (Deinzes)
  21. Een dessinge (=Een klap om de oren) (Gavers)
  22. Een garrend hep ook oogies (=Kleine potjes hebben grote oren) (Katwijks)
  23. een sallowoase (=klap om je oren) (Hulshouts)
  24. een vlåe rond zijn urr'n (=een mep rond zijn oren) (Zeels)
  25. emes aan ‘n oeër lappe (=iemand een draai om z’n oren geven) (Heitsers)
  26. ene an 'n kop houwn (=iemand om de oren slaan) (Twents)
  27. Enge eng wátsche (=Iemand een draai om de oren geven) (nijswillers)
  28. ët graos was aut zën aure (=hij zou zijn oren wel eens mogen kuisen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. eten dat al zén uëren uitkomt (=eten dat het al zijn oren uitkomt heel veel eten) (Meers)
  30. ge goa mij gin oren oannoaien e (=je moet mij niks proberen wijsmaken) (Antwerps)
  31. ge moet azooë van uijen tak nie mokn (=maak zo niet van je oren) (Waregems)
  32. gebruuk dien ouge en oere (=gebruik je ogen en oren) (Mestreechs)
  33. get spuirrie inew ouwere (=je moet uw oren wassen) (Arendonks)
  34. Hae kroog ze gewatsj (=Hij kreeg een klap om zijn oren) (Gelaens (Geleens))
  35. haol den drêk aut zen aure (=spuit je oren uit) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. hedde gij geen urkes (=heb jij geen oren) (Zaltbommels)
  37. Hedde gij stront in oew oren (=Versta je me niet) (Brabants )
  38. hedde wel us un drei om oe orren gehad? (=heb je wel eens een draai om je oren gehad?) (Helmonds)
  39. het smaad lëp ëm ieëvër zënë kraog (=hij is onverzorgd want het oorsmeer loopt uit zijn oren) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. hi' j vrög mi' j d' oorn van de kop (=hij vraagt mij de oren van 't hoofd) (Lutters)
  41. ie é urn lijk talurren (=hij heeft grote oren) (Oudenaards)
  42. Iemand àn de oere watse (=Iemand aan de oren slaan) (Wells)
  43. iemand d'oren van zain kop zaghen (=iemand zijn oren van het hoofd zeuren) (Hulsters (NL))
  44. iemand iets in 'd oren bloazen (=influisteren) (Sint-Niklaas)
  45. iemand mè muizenoorkes (=iemand met kleine oren) (Sint-Niklaas)
  46. iemëd ë koet èn de kop zaoge (=iemand de oren van het hoofd zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. iemed e koet ènde kop zaoge (=iemand de oren van de kop zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. iemed rond zën aure wajtsje (=iemand een klap rond de oren geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. iemes n goej watsj tiëge de aure gaeve (=iemand een draai rond de oren geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. iemes tege z'nen appel père (=iemand een draai om zijn oren geven) (Luyksgestels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen