Spreekwoorden met `zelden`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zelden`

  1. haast en spoed is zelden goed (=iets te snel doen, resulteert vaak in iets dat slecht gedaan is)
  2. haastige spoed is zelden goed (=zaken in te hoog tempo afwerken vergroot de kans op fouten)
  3. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)

9 betekenissen bevatten `zelden`

  1. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  2. twee zotten onder één kaproen (=een gek is zelden alleen)
  3. tussen kop en staart zit de beste vis. (=extremen zijn zelden wenselijk )
  4. een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
  5. op een oude fiets moet je het leren (=lesmateriaal is zelden nieuw)
  6. ondank is `s werelds loon (=men wordt zelden bedankt voor een goede daad)
  7. een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken (=mensen veranderen zelden echt)
  8. het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
  9. het ene ongeluk roept het ander. (=ongeluk komt zelden alleen)

17 dialectgezegden bevatten `zelden`

  1. asof terdievel termét gemoeid és (=n ongeluk komt zelden alleen) (Bilzers)
  2. brullende koei zèn zelden goei (=je bent beter af met een stil meisje) (Arendonks)
  3. dat moe je met 'n lanteerntje zoek'n (=dat komt zeer zelden voor) (Westerkwartiers)
  4. Effies gauw, gauw is an de skeet sturven! (=Haastige spoed is zelden goed) (Westfries)
  5. erm minse kriege neet dök geliek (=arme mensen krijgen zelden gelijk) (Heitsers)
  6. Hange heb geen haast. (=Haastige spoed is zelden goed.) (Rotterdams)
  7. je zie ze zelvn nie gêirn (=hij is zelden blijgezind) (Lichtervelds)
  8. je zoe geld geevn vo joen te zieën (=wat zie ik je zelden) (Veurns)
  9. karramèlle (='t zèlden as een kokkenaut) (Dendermonds)
  10. kastojne (=uëk 't zèlden as een kokkenaut) (Dendermonds)
  11. kheb vaker zukke haans heur'n krééjn, m'r sanderdaags veuln ze dood van'n stok. (=Mensen scheppen vaak op, maar maken het zelden waar.) (Twents)
  12. nen afzoaweper (=iemand die altijd meedrinkt en nooit / zelden zelf betaalt) (Geels)
  13. Paartie lu, wel zölm snötterige zint, mugt aandern gèern de neuze ofvegen. (=Mensen zien gemakkelijk andermans tekortkomingen en zelden die van henzelf.) (Drents)
  14. SNEL ès daud mèr LUI laef nog (=haast en spoed is zelden goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. spoej dich lansëm (=haastige spoed is zelden goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. vrollujwêrrek es neet zwaor, mer is zeldje klaor (=een huisvrouw is zelden of nooit klaar) (Weerts)
  17. zelden of raar (=Zeldzaam) (Noorderkempisch)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen