Spreekwoorden met `elk`

Zoek


66 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `elk`

  1. aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
  2. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
  3. aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
  4. aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje)
  5. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  6. als los zand aan elkaar hangen (=zonder enige samenhang)
  7. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  8. bij elkaar flansen (=samenrapen)
  9. bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
  10. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  11. de eindjes (niet) aan elkaar knopen (=(niet) rond komen (met z`n inkomen))
  12. de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
  13. de hoofden bij elkaar steken (=overleg plegen)
  14. de kat bij de melk zetten (=iemand in verleiding brengen)
  15. de koe trekt de melk op. (=je krijgt niet wat je verwachtte)
  16. de koppen bij elkaar steken (=overleggen)
  17. de melk optrekken (=je woord terugnemen, je belofte niet helemaal vervullen)
  18. de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
  19. de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  20. een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
  21. een land van melk en honing zijn (=een land waar het goed en voorspoedig leven is)
  22. elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
  23. elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
  24. elk huisje heeft z`n kruisje (=ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen)
  25. elk is een dief in zijn nering (=ieder zoekt zijn voordeel)
  26. elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
  27. elk schot is geen eendvogel (=niet iedere poging of alles wat je doet is succesvol)
  28. elk vogeltje zingt zoals het gebekt is (=ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden)
  29. elk waarom heeft zijn daarom (=elke gebeurtenis heeft een oorzaak)
  30. elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
  31. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  32. elkaar bij de neus nemen (=elkaar voor de gek houden)
  33. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  34. elkaar een hand kunnen geven (=zich in een vergelijkbare situatie bevinden)
  35. elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken)
  36. elkaar vliegen afvangen (=op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet)
  37. elke bos stro waait voor de wind (=onder makkelijke omstandigheden kan iedereen welvaren of iets uitvoeren)
  38. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  39. elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
  40. elke gek heeft zijn gebrek (=er valt op iedereen wel iets aan te merken)
  41. elke ketter heeft zijn letter (=ieder denkt dat de eigen mening bewezen kan worden)
  42. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  43. er de handen voor op elkaar krijgen (=er steun (applaus) voor krijgen)
  44. er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
  45. er uitzien als melk en bloed (=er gezond uitzien)
  46. geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
  47. het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is. (=iedereen is trots op zijn kinderen)
  48. het is melk en water (=het is een futloze zaak)
  49. het is water en melk (=het is een futloze zaak)
  50. huisjes melken (=kleine huizen duur verhuren)

88 betekenissen bevatten `elk`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. zo welkom als een hond in de keuken (=absoluut niet welkom)
  3. als de ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
  4. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  5. vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval maar vragen)
  6. lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
  7. bij de roes (=alles door elkaar)
  8. een goed gelaat is de beste geleidebrief. (=als je knap bent krijg je veel voor elkaar)
  9. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  10. waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
  11. de toon aangeven (=bepalen welke richting het op gaat)
  12. er zijn geen rozen zonder doornen (=bij elk geluk is er ook verdriet)
  13. dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
  14. onder de pannen zijn (=de (geld)zaken goed voor elkaar hebben)
  15. als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
  16. op een kluitje (=dicht bij elkaar)
  17. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  18. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  19. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  20. klare wijn schenken (=eerlijk en duidelijk vertellen hoe de situatie in elkaar steekt)
  21. een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
  22. op de wipstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  23. op de schopstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  24. op de wip zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  25. water en vuur zijn (=elkaar niet kunnen verdragen)
  26. hou en trouw (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
  27. elkaar bij de neus nemen (=elkaar voor de gek houden)
  28. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  29. elk waarom heeft zijn daarom (=elke gebeurtenis heeft een oorzaak)
  30. de wind niet door de hekken laten waaien (=elke gelegenheid te baat nemen)
  31. als het water zakt, kraakt het ijs (=elke oorzaak heeft gevolgen)
  32. ieder kwartier heeft zijn manier. (=elke streek heeft haar eigen gebruiken)
  33. gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrouw/groenvrouw (=er niet erg welkom zijn)
  34. op dezelfde leest geschoeid zijn (=erg op elkaar lijken)
  35. bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
  36. op elkaar lijken als het ene ei op het andere (=goed op elkaar lijken)
  37. twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  38. twee hoofden onder een kaproen zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  39. het is er haardje bij schuurtje (=het is er klein, dicht op elkaar)
  40. op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
  41. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  42. zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
  43. hoe komt het kalf bij zijn maat (=hoe wonderlijk men elkaar kan ontmoeten)
  44. een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
  45. ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan)
  46. in zijn zak hebben (=iemand goed kennen, iets helemaal begrijpen, iets voor elkaar hebben)
  47. iemand uit de droom helpen (=iemand vertellen hoe het écht in elkaar zit)
  48. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  49. een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
  50. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)

50 dialectgezegden bevatten `elk`

  1. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  2. aan de grode klok hang'n (=aan elk vertellen die het maar wil horen) (Westerkwartiers)
  3. alle boom'm vang'n wiend (=wie je ook bent, elk krijgt wel eens tegenslag) (Westerkwartiers)
  4. alle holt is gien timmerholt (=niet elk soort hout is timmerhout) (Westerkwartiers)
  5. aste beiste hëbs, moeste de stront terbij pakke (=elk voordeel heeft zijn nadeel) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. astë knaajn hëbs, moeste de kiëtële tërbij pakke (=elk voordeel heb zijn nadeel (Johan Cruyff)) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. d'r is gien pot zo scheef, of d'r paast wel 'n deksel op (=voor elk mens bestaat er een passende partner) (Westerkwartiers)
  8. dae knien heet, heet auch keutele (=elk voordeel heeft zijn nadeel) (Weerts)
  9. dan kunde nie schiete denk (=elk schot was raak) (Oudenbosch)
  10. de werd és één graute kërmes en doë mauste e tijdsje plezier maoke (=de wereld is een schouwtoneel, elk krijgt een rol en speelt zen deel) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. deltj (=half om half, elk de helft) (Aalsters)
  12. Der zin heilget minse daaj naut van gedach zulle veraandere omdat ze nauts noëdinke (=elk voordeel hep ook zijn nadeel (en omgekeerd) ) (Bilzers)
  13. ek ze goeste (=elk zijn eigen smaak) (West-Vlaams)
  14. elk d'eltj (=elk de helft) (Meers)
  15. elk ééntje (=elk een goede dag) (Kortemarks)
  16. elk het genog zien eig'n tuun te wied'n (=iedereen heeft genoeg aan zijn eigen werk) (Westerkwartiers)
  17. ëlk het zaajnt en tërdievel niks (=geef aan iedereen wat hem toekomt) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. elk hoas hij zen kroas mo vroagt gen aander want dan kunde het nie mier droage (=Ieder huisje heeft zijn kruisje) (Herentals)
  19. elk hondsgezeik (=om de haverklap) (Lommels)
  20. elk huiske hed zun kruiske (=ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen) (Gastels)
  21. elk huus het zien kruus (=ieder huis heeft zijn kruis) (Westerkwartiers)
  22. elk huuske het zien kruuske (=in elke familie is wel eens verdriet) (Westerkwartiers)
  23. elk ip zijn'n toer (=ieder op zijn beurt) (Waregems)
  24. elk mee zijn slonse en oas ge giene et pakt de mijne (=elk met zijn vrouw, indien u er geen heeft neem de mijne maar (wordt veel gezegd op een feest waar gedanst wordt) ) (Gents)
  25. elk moet dat wiet'n (=iedereen moet dat weten) (Westerkwartiers)
  26. elk moet zien eig'n boondjes dopp'm (=elk moet voor zichzelf zorgen) (Westerkwartiers)
  27. elk moet zien eig'n boontjes dopp'n (=iedereen moet voor zichzelf zorgen) (Westerkwartiers)
  28. elk moet zien eig'n stroadje schoonveeg'n (=elk moet zorgen voor zijn eigen zaken) (Westerkwartiers)
  29. elk moet zien eig'n stroatje schoonholl'n (=elk moet z'n eigen zaakjes afhandelen) (Westerkwartiers)
  30. elk moet zien eig' n stoepke schoon holl' n (=elk moet zijn eigen zaken regelen) (Westerkwartiers)
  31. elk ne goen da (g) (=goedendag iedereen) (Waregems)
  32. elk overant (=ieder om de beurt) (Wichels)
  33. elk paradies hef zien eigen slang / elk paradies hef zien eigen zoere appel (=Overal is wel iets) (Drents)
  34. elk u (i) ske ee z n kru (i) ske (=het is overal wel wat) (Oudenbosch)
  35. elk veur zich, God veur ons all' n (=ik voel me niet verantwoordelijk voor jou) (Westerkwartiers)
  36. elk vogeltje zingt zoas 't bekt is (=ieder spreekt op zijn eigen manier) (Westerkwartiers)
  37. elk wil groag old word' n, moar old weez' n gieneen (=iedereen wil graag gezond oud worden) (Westerkwartiers)
  38. elk woarom het zien doarom (=men heeft altijd wel een reden om iets te doen) (Westerkwartiers)
  39. elk ze puupe en elk zne tuubak (=elk zijn eigen bezittingen) (Kortemarks)
  40. elk zèn keust (=iedereen voor zichzelf) (Meers)
  41. elk zien meug (=ieder zijn smaak) (Westerkwartiers)
  42. elk zien'nt (=aan ieder geven wat hem / haar toekomt) (Westerkwartiers)
  43. elk zörgt veur zich, God veur ons aalmoal (=van een a-sociaal iemand :) (Westerkwartiers)
  44. elk zörgt veur zich, God veur ons allemoal (=elk zorgt voor zichzelf, God voor ons allen) (Westerkwartiers)
  45. goest'is kjiuëp (=elk koopt wat hij graag ziet) (Kaprijks)
  46. goeste es kup (=elk zijn eigen smaak) (Zottegems)
  47. goeste is kuëp (=elk zijn voorkeur) (Aspers)
  48. Hai is wel 'n goed waif, maar zai zoipt zo. (=Hij is geen beroerde vent, maar zíj! (of andersom, in elk geval een echtpaar)) (Zaans)
  49. He’j kniens, he’j köttels (=elk nadeel heeft zijn voordeel) (Achterhoeks)
  50. Hej knienen, dan hej ok keutels (=elk voordeel heeft een nadeel) (Drents)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen