6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `luisteren`
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- in het oor fluisteren (=zachtjes (heimelijk) zeggen)
- je oor te luisteren leggen (=informeren)
- luisteren als een vink (=erg gehoorzaam zijn)
- luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
- naar het lek luisteren (=niets doen)
23 betekenissen bevatten `luisteren`
- aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
- het oor scherpen/spitsen (=aandachtig luisteren)
- aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
- als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
- een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
- geen oren hebben naar iets (=ergens niet naar willen luisteren)
- de oren scherpen (=goed luisteren)
- de oren spitsen (=goed luisteren)
- geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
- in het ootje (=influisteren)
- het oor lenen (=luisteren)
- te woord staan (=luisteren naar en bereid zijn te spreken met)
- met een half oor (=maar half luisterend)
- voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
- iets in de wind slaan (=naar een advies niet naar luisteren)
- iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
- iemand gehoor geven (=naar iemand luisteren, gevolg geven aan zijn vraag)
- een roepende in de woestijn zijn (=niemand die naar je wil luisteren (bij raad/waarschuwingen))
- horende doof zijn (=niet luisteren)
- iemands geluid niet horen (=niet naar iemand willen luisteren)
- het ene oor in en het andere weer uit. (=wel horen maar niet luisteren)
50 dialectgezegden bevatten `luisteren`
- 'k zal de poempiejers ew euweren is loateh eutspooiteh (=je moet beter luisteren) (Arendonks)
- 'n woepstert van 'n (=nu moet je even heel goed luisteren) (Gronings)
- 't luustert krekt (=luisteren - het luistert nauw) (Westerkwartiers)
- ‘t is verlore gezejt (=ze luisteren toch niet) (Kaprijks)
- a ligt onder de slasj (=hij moet luisteren naar zijn vrouw) (Meers)
- aure waaj teleire, en nog nie heire (=olifantenoren en nog niet luisteren) (Bilzers)
- baeter zinge dan springe (daase) (=je houdt beter het heft in eigen hand, dan naar anderen te moeten luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- d r zitte duive op ut dak (=kinderen die stiekem zitten mee te luisteren) (Oudenbosch)
- d'oor'n spits'n (=scherp gaan luisteren) (Westerkwartiers)
- D'r zitte doève op 't daak (=De buren luisteren mee) (Venloos)
- daaj sjijtën ëm ammël op zënë kop (=geen van allen wil luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj zulle dich wol leire daase (=daar zul je mogen luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs mèr ene mond mè waol twei aure (=je moet meer luisteren dan spreken) (Munsterbilzen - Minsters)
- De kiender goed onderstuur em-m (=De kinderen luisteren goed) (Giethoorns)
- de mier zin haaj heil din (=de geburen luisteren mee) (Bilzers)
- de stöp aut zën auren haole¨¨ (=beter leren luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dje moet leistere of 't zal oeren taar ni zen! (=Je zal luisteren of je zal wat meemaken) (Walshoutems)
- doa zitte doeve op 't taak (=Pst ... kinderen luisteren mee!) (Neerharens)
- Effies kloke. (=Zijn oor te luisteren leggen; op onderzoek uitgaan; informatie inwinnen.) (Zaans)
- Es-te neet loesters döp ich dich ein! (=als je niet wilt luisteren krijg je een mep!) (Steins)
- gein kiskenades oethaole (=geen streken uithalen, luisteren) (Heitsers)
- gij mottoew ore laote uitspuite (=jij moet beter luisteren) (Oudenbosch)
- haaj ès niks te mèrrë, leistere moeste ! (=hier is niets te maar-en, luisteren !) (Munsterbilzen - Minsters)
- hej het stront in de ore (=hij kan niet goed luisteren) (Renkums)
- hóbs ze gein oare aan de kop (=niet goed luisteren) (Limburgs)
- ich zal dich ëns leire zinge en daase (=je zult nog goed naar me gaan luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij zit onder de sledz (=hij moet luisteren naar zijn vrouw) (Zottegems)
- ik wil eev'mkes de bericht'n heur'n (=ik wil even het naar het nieuws luisteren) (Westerkwartiers)
- je kenn'n wel tegeliek zing'n, moar niet tegeliek proat'n (=men moet in een gesprek ook eens luisteren) (Westerkwartiers)
- klaan pottekes hemmen ok oëren (=als er kleine kinderen mee aan t' luisteren zijn) (Ransts)
- kleen pétsjes hebbe graute aure (=kinderen luisteren mee) (Bilzers)
- Klein pötjes hebbe groeëte oeëre (=Kinderen luisteren mee met alles wat de volwassenen zeggen) (Venloos)
- loët tich zën aure mér ëns goed autwasse (=je moet beter luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- luusterst wel? (=luisteren - luister jij wel?) (Westerkwartiers)
- mèt mën linker aur heir ich nie goed en mét mën raechter leister ich nie goed (=ik wil niet naar je luisteren (vooral bij commando's)) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mu'j lustern (=Moet je luisteren) (Hoogeveens)
- nau mauste zenen eege str...opvaege (=je hebt niet naar me willen luisteren en moet de gevolgen nu maar dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne stop èn zën auren hëbbe (=niet luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- nou moest 'es goed luuster'n (=luisteren - nu moetje eens goed luisteren) (Westerkwartiers)
- nou moest es goed noar mij luuster'n (=nu moet je eens goed naar mij luisteren) (Westerkwartiers)
- ooorrrr je me nie!! (=niet willen luisteren) (Zeeuws)
- pas ip, d'er zitn mus'n ip 't dak (=opletten wat je zegt, er luisteren kinderen mee) (Izegems)
- tes hem verloren gezeid (=hij wil niet luisteren) (Wetters)
- ueren as tellueren en nog nie ueren (=niet willen luisteren) (Wichels)
- wel niet luuster' n wil moet voel' n (=wie niet luisteren wil wordt gestraft) (Westerkwartiers)
- ze kan ze mit d' ogen wel sturen (=de kinderen luisteren goed naar moeder) (Giethoorns)
- Ze zijn met de ogen te sturen (=De kinderen luisteren goed) (Giethoorns)
- zën aurë loëtë autkiëtërë (=beter gaan luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- zen aure spitse (=scherp luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- zëne kop tèsse twei aure zètte (=je wat leren luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen