zetten

werkw.

Uitspraak:	[ˈzɛtə(n)]
Afbreekpatroon:	zet·ten
Vervoegingen:	zette (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gezet (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) rechtop plaatsen

Voorbeelden:	`Wil je deze boeken weer in de kast zetten?`, `de tuinstoelen buiten zetten`, `voor de groepsfoto de langste jongens achteraan zetten`
Synoniem:	neerzetten

2) (koffie of thee) maken

Voorbeeld:

`vers gezette koffie`

3) (een gebroken bot) weer in de goede stand plaatsen, zodat het kan genezen ^medisch

Voorbeeld:

`een gebroken dijbeen zetten`

4) aansporen of dwingen te doen

Voorbeelden:

`Ik moest me ertoe zetten dat rotklusje te gaan doen.`, `anderen aan het werk zetten`, `iemand je huis uit zetten`

5)

alles op alles zetten

(je enorm inspannen voor een bepaald doel)

Zie ook:

zet

arrangeren   bereiden   bijzetten   deponeren   inzetten   leggen   neerleggen   neerzetten   opzetten   plaatsen   schrijven   stationeren   zetsels   zetwerk   

• zoden aan de dijk zetten (=daadwerkelijk hulp verschaffen)
• voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
• verstand op nul zetten (=niet nadenken en gewoon handelen.)
• vaart achter iets zetten (=iets snel (doen) uitvoeren)
• tegen de muur zetten (=doodschieten)
Toon alle 65 spreekwoorden die zetten bevatten

• Uit `De lagere vaktalen: De spinners-en weverstaal` 1914 een getouwe zetten: eene getouwe richten of rechte zetten, tot weven gereedmaken. - Ook in figuurlijken zin: het weversambacht aangaan.
• Uit `De lagere vaktalen: De tabakbewerkerstaal` 1914 tabaksplantjes in vollen grond planten.
• Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 het alaam zetten: het gereedschap zoo plaatsen, dat men den te verrichten arbeid spoedig kan afleggen.
• (oude rechtstermen:) iemand aanstellen, benoemen; vaststellen
• [I] plaatsen, doen zitten [II] tekst opmaken om te drukken

Toon uitgebreidere definities

• zettenreeks• zettenverloop

• aanzetten• afzetten• bezetten• doorzetten• inzetten• klaarzetten• neerzetten• omzetten• ontzetten• opzetten• opzijzetten• overzetten• rechtzetten• stopzetten• terugzetten• uiteenzetten• uitzetten• vastzetten• verderzetten• verzetten

zetten (plaatsen; als verkorting van letterzetten)

Wat is de verleden tijd van zetten?

De verleden tijd van zetten is 'zette'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gezet'.

Wat betekent zetten?

'rechtop plaatsen' en '(koffie of thee) maken' en '(een gebroken bot) weer in de goede stand plaatsen, zodat het kan genezen' en 'aansporen of dwingen te doen' en ''

Hoe spel je zetten?

zetten spel je Z E T T E N

Wat is een ander woord voor zetten?

Andere woorden voor zetten zijn arrangeren, bereiden, bijzetten, deponeren, inzetten, leggen, neerleggen, neerzetten, opzetten, plaatsen, schrijven, stationeren, zetsels en zetwerk.

Zoek zetten op Woordenlijst.org
Zoek zetten op Google
Zoek zetten op Wikipedia