de plank
zelfst.naamw. (m./v.)
| Uitspraak: | [plɑŋk] |
| Verbuigingen: | planken (meerv.) |
langwerpig stuk hout dat uit een boomstam is gezaagd | Voorbeelden: | `vloerplanken`, `snijplank` | |
| de plank volledig misslaan | (ongelijk hebben, je vergissen) |
| zo stijf als een plank | (erg stijf) |
| de planken | (het toneel; het theater) `Ze stond al vanaf haar zeventiende op de planken.` |
Synoniemen
lat plaat schap Spreekwoorden en zegswijzen
• van dik hout zaagt men
planken
(=niet al te nauwkeurig of zorgvuldig werken)• van de bovenste
plank (=van de beste kwaliteit)• een geeltje van de
plank nemen
(=een oude preek herhalen)• door een eiken
plank kunnen zien als er een gat in zit
(=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)• de
plank misslaan
(=niet het goede inzicht hebben; ernaast zitten)Naar de spreekwoordenIntensiveringen
Hoe kun je met plank een ander begrip versterken?plankhard; stijf als een plank; van de bovenste plank; plat als een plank; strak als een plank;
9 definities op Encyclo
- (zie skidblock) Een plaat vervaardigd uit hout, die aan de onderkant van de wagen wordt bevestigd. Het is bedoeld om een sterk zuigeffect te voorkomen, waardoor het omwille van veiligheidsredenen buitensporig hoge snelheiden beperkt, vooral in de bochten. Het dient ook ter bescherming van de onderkant van de ...
- plat lang stuk hout vb: het hek is gemaakt van planken hij slaat de plank mis [hij vergist zich] ik ben zo stijf als een plank [heel erg stijf] van de bovenste plank [zeer goed] brood op de plank hebben [genoeg hebben om van te leven] van dik hout zaagt men planken [zeg je als iets voortvarend, maar ruw wordt...
- 1) Plat stuk hout 2) Slag 3) Schap 4) Vlonder 5) Lat 6) Bewerkt stuk hout 7) Schap van hout 8) Deel van een krat 9) Plat stuk gezaagd hout 10) Breed plat stuk hout 11) Deel van een kast 12) Plat en lang stuk hout 13) Langwerpig stuk hout 14) Plaat 15) Deel hout 16) Voetzool 17) Lang plat rechthoekig stuk hout...
- 1> lang, niet al te breed, plat vlak waarover men aan en van boord kan lopen. Zie ook loopplank. 2> lang plat stuk hout: in de scheepsbouw vaak deel, gang of post genoemd.
- Een 'plank' is een plat stuk uit een boom gezaagd hout, of daar min of meer op gelijkend, met een lengte groter dan de breedte en een breedte groter dan de dikte. De afmetingen van een boom bepalen in eerste instantie de maximale afmetingen van een plank.
Toon uitgebreidere definitiesDeze woorden beginnen met plank:
•
plankenkoorts•
plankenvloer•
plankenvrees•
planker•
plankerig•
planket•
planketsel•
plankgas•
plankier•
planking•
plankton•
planktonbuis•
planktonnet•
plankzeilen•
plankzeilerDeze woorden eindigen op plank:
•
boekenplank•
duikplank•
lesplank•
loopplank•
snijplank•
springplank•
strijkplank•
surfplank•
zeilplank•
zwiepplank•
wipplank•
wetplank•
vloerplank•
vloedplank•
vleesplank•
treeplank•
schaatsplank•
redplank•
legplank•
leesplankHerkomst volgens etymologiebank.nl
- plank (plat stuk hout)
- plank (voetzool)
Taaladvies
Waar komt
van de bovenste plank vandaan?
Zie Van de bovenste plankVraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de plank' of 'het plank'?
Het is 'de plank', want plank is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die plank'.
Wat is het meervoud van plank?
Het meervoud van plank is 'planken'. Eén plank, twee planken.
Wat betekent plank?
'langwerpig stuk hout dat uit een boomstam is gezaagd'
Hoe spel je plank?
plank spel je P L A N K
Wat is een ander woord voor plank?
Andere woorden voor plank zijn lat, plaat en schap.Op andere websites
Zoek
plank op Woordenlijst.org
Zoek
plank op Google
Zoek
plank op Wikipedia