• scheer de schapen als ze wol hebben (=niet tegen elke prijs voordeel willen nastreven) • men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst) • getelde schapen lopen het hok uit. (=exact alles van tevoren weten) • er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk) • de schapen van de bokken scheiden (=het goede van het slechte scheiden) Toon alle 8 spreekwoorden die schap bevatten
8 definities op Encyclo
Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 een houten stellage om iets op te zetten.
•plank om iets op te zetten.
1) Plankenkast 2) Achtervoegsel 3) Plank op een winkelrek 4) Legkast 5) Tapkast 6) Plank langs een wand 7) Legplank 8) Legger 9) Stelling in een winkel 10) Kastplank 11) Stelling 12) Rek 13) Maatschappelijke instelling 14) Plank 15) Plank langs de wand 16) Bergplaats 17) Winkelrek 18) Plank in kast
Een schap is plank aan de muur of in een kast, een legplank. Een schap is ook een stellage om iets op te zetten (een plankenkast, dus de kast zelf). Vroeger ook: kist. Eng. shelf
In marketing en retail verwijst een 'schap' naar de planken in winkels waar producten tentoongesteld worden. Schapstrategieën zijn essentieel in productpresentatie en verkoopstimulatie.