6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `plank`
- de plank misslaan (=niet het goede inzicht hebben; ernaast zitten)
- door een eiken plank kunnen zien als er een gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
- een geeltje van de plank nemen (=een oude preek herhalen)
- van de bedplank zijn (=op de huwelijksnacht verwekt zijn.)
- van de bovenste plank (=van de beste kwaliteit)
- van dik hout zaagt men planken (=niet al te nauwkeurig of zorgvuldig werken)
41 dialectgezegden bevatten `plank`
- bestie boord (=plank in de bedstee) (Zeeuws)
- dae ès bekans van de plank aof (=hij is bijna failliet) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat ès zjus ën plank mèt ë koet èn (=het is een graatmagere vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- De plank èn 't koêt! (=De deur dicht!) (Bilzers)
- de plank ènnet koet! (=doe de deur dicht!) (Bilzers)
- de plank nogal ès misslon (=geregeld verkeerde beslissingen nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de plank op en binnen (=Dat was vlug in orde) (Ninoofs)
- diech un plaank tikke (=de plank mis slaan) (Mestreechs)
- Doêt de plank èn 't koêt! (=Doe de deur dicht!) (Bilzers)
- doet te plank ènt koet (=doe de deur dicht) (Munsterbilzen - Minsters)
- Doot de plank in 't gaat (=Doe de deur dicht) (Venloos)
- doot de plank in ‘t gaat (=doe de deur dicht) (Heitsers)
- gaui die plank is in dat gat (=doe die deur eens dicht) (Haags)
- gien waark, gien hunning (=geen werk, geen brood op de plank) (Westerkwartiers)
- gooitie plank is in da gat (=doe de deur eens dicht) (Graauws)
- hae ès mekan de plank aof (=hij is bijna failliet) (Munsterbilzen - Minsters)
- hiël get op de plank höbbe (=flinke borsten hebben) (Steins)
- Hij hep een plank foor z'n harses (=Hij is van lotje getikt) (Amsterdams)
- Houw die plânk in dát gaat (=Maak die deur dicht) (Horster)
- Kzen zoeë staaf as een (h) ak / plank (=Heel stijf zijn) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Miljaar, daaj hét viël braud opte plank ligge (=Wow, wat een boezem) (Bilzers)
- nën aaë mins ès gene joenge mei (=ik ben zo stijf als een plank) (Munsterbilzen - Minsters)
- op de booveste plaank van ut kammenet laage de spulle van ons moeder. (=op de bovenste plank van de kast lag het maandverband.) (Tilburgs)
- Op einen aos hauwe (=De plank misslaan) (Roermonds)
- plank in 't loak! (=Doe de deur dicht!) (Ubachsbergs)
- plank in dae sjouwers (=Een breed iemand) (Roermonds)
- Smiet de plank in 't laok!! (=Doe de deur dicht!!) (Steins)
- stijf as een berre (=zo stijf als een plank) (Moes)
- tés zjus n plank métte koet én (=ze is graatmager) (Bilzers)
- un plank vur de kop hebbe (=iets niet zien) (Riekevorts)
- vaan unne kawwe kermis thoes kaome (=de plank mis geslagen hebben) (Mestreechs)
- van 'e wiend ken'j niet leev'm (=er moet wel geld op de plank komen) (Westerkwartiers)
- van 't boov'mste bordje (=van de bovenste plank) (Westerkwartiers)
- van de boëveste plank (=toppie!) (Munsterbilzen - Minsters)
- van de plank aof zin (=failliet zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- van de wiend ken je niet leev'm (=om te leven moet er geld op de plank komen) (Westerkwartiers)
- zoe stijf as een plank ; zoe stijf as een hoot (=zo stijf als een plank) (Bilzers)
- zoe stijf assen plank (=stram) (Bilzers)
- zoe stijf assën plank (=pijnlijke gang) (Munsterbilzen - Minsters)
- zu stijf as 'n berd (=zo stijf als een plank) (Meers)
- zu stijf as een plank (=erg stijf zijn, zo stijf als een plank) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen