I het lek

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[lɛk]
Verbuigingen:	lekken (meerv.)

1) gat dat er niet hoort, waardoor iets dat binnen moet blijven naar buiten kan

Voorbeelden:

`een lek in de waterleiding`, `een lek in het beveiligingssysteem`

2) iemand die lekt (3)

Voorbeeld:

`Het lek zit in de commissie zelf.`

II lek

bijv.naamw.

Uitspraak:

[lɛk]

als iets een lek (1,1) heeft

Voorbeelden:

`een lekke band`, `lekke software`

dor   gaatje   gat   informant   kapot   lekkage   lekken   nauw   ondicht   smal   sober   uitgedroogd   waterlek   zuinig   

• zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)
• naar het lek luisteren (=niets doen)
• een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
• als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
Naar de spreekwoorden

Hoe kun je lek krachtiger uitdrukken?
lek als een vergiet;

• druppel zie: blek
• (1) Niet waterdicht. (2) Plaats waar iets lek is.
• [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Lek``] Opening in de scheepswand, waardoor het water binnendringt. Het kan ontstaan door hevige schokken bij stormweer, door aanzeiling, door grondschoten in het gevecht, enz.; lekken van de laatstgenoemde soort worden door smeerproppen of kluisproppen, zijnde houten pro...
• •opening waardoor een vloeistof of een gas in of uit kan: "een lek in de waterleiding". (+audio)
• plaats waar vloeistof of gas ontsnapt vb: ik ruik gas, er zit een lek in de leiding! het lek boven water hebben [de grootste problemen opgelost hebben] een lek in de organisatie [iemand die geheimen naar buiten brengt]

Toon uitgebreidere definities

• lekbak• lekbier• lekdorpel• leken• lekenapostolaat• lekenbroeder• lekenorde• lekenrechter• lekenrechtspraak• lekenspel• lekenzuster• lekgat• lekkage• lekken• lekker• lekkerbek• lekkerbekken• Lekkerkerk• Lekkerkerkerkerkerker• lekkerkoek
• Toon alle woorden die beginnen met lek

• afwerkplek• gaslek• hangplek• moedervlek• plek• vetvlek• vlek• zonnevlek• zweetplek• zuigplek• zorgplek• zomerlek• zitwerkplek• zit-stawerkplek• yuppieplek• woonplek• witvlek• wijnvlek• werkplek• werkervaringsplek
• Toon alle woorden die eindigen op lek

1. lek (bn. doorlatend, zn. doorlatende plek)
2. lek (munteenheid van Albanië)
3. lek (water)

Wat is correct: een platte band krijgen of een lekke band krijgen? Zie Platte band / lekke band

Is het 'de lek' of 'het lek'?

Het is 'het lek', want lek is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat lek'.

Wat is het meervoud van lek?

Het meervoud van lek is 'lekken'. Eén lek, twee lekken.

Wat betekent lek?

'gat dat er niet hoort, waardoor iets dat binnen moet blijven naar buiten kan' en 'iemand die lekt '

Hoe spel je lek?

lek spel je L E K

Wat is een ander woord voor lek?

Andere woorden voor lek zijn dor, gaatje, gat, informant, kapot, lekkage, lekken, nauw, ondicht, smal, sober, uitgedroogd, waterlek en zuinig.

Zoek lek op Woordenlijst.org
Zoek lek op Google
Zoek lek op Wikipedia