• antenne (Antwerps)   • zendmast (Bilzers)   • antenne (Sint-Niklaas)  

• van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
• spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
• oude bomen moet men niet verplanten (=oude mensen doet men liever niet verhuizen)
• je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen)
• het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
Toon alle 8 spreekwoorden die anten bevatten

• [Vergeten woorden] (zw. -te) 1) aansporen, ophitsen 2) dwingen, noodzaken [van aan]
• 1) Meer in Zweden 2) Slavisch volk
• Pijlers die worden gemaakt door de muren aan het uiteinde dikker te laten worden
• Pilaster, die bij een Griekse of Romeinse tempel de uiteinden van de verlengde muren van de cella afsluiten.
• pilaster, die bij een Griekse of Romeinse tempel de uiteinden van de verlengde muren van de cella afsluiten; de zuilen die tussen deze uiteinden zijn geplaatst noemt men zuilen in antis.

Toon uitgebreidere definities

• antenataal• antenne• antenne-inrichting• antennehoogte• antennekabel• antennemast• antenneregister• antennesignaal• antennesysteem• antenneversterker• antenneversterking• antennewinst

• aanplanten• diamanten• inplanten• kanten• lanterfanten• planten• voortplanten• wanten• zanten• weerskanten• verplanten• uitplanten• ontplanten• omplanten• langs alle kanten• contanten• beplanten• remplaçanten

Zoek anten op Woordenlijst.org
Zoek anten op Google
Zoek anten op Wikipedia