33 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `schoen`
- aan de ene voet een schoen, de ander blootvoets (=evenwicht is voornaamst)
- daar wringt de schoen (=weten waar het probleem zit)
- de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
- de handschoen opnemen (=het gevecht aangaan)
- de moed in de schoenen doen zinken (=wanhopig worden en de moed verliezen)
- de stoute schoenen aantrekken (=iets doen wat moed vergt. (`stout` in de oude betekenis van `dapper`))
- de stoute schoenen aantrekken. (=een uitdaging aangaan)
- denken met kousen en schoenen in de hemel te komen (=denken dat men zich niet moet inspannen)
- ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
- geen katje om zonder handschoenen aan te pakken (=geen gemakkelijk persoon)
- het hart in de schoenen zinken (=alle moed en hoop verliezen om problemen op te lossen)
- het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
- iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
- iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
- in de schoenen schuiven (=(vaak onterecht) beschuldigen)
- in iemands schoenen staan (=het lot van iemand anders ondergaan)
- in zijn laatste schoenen lopen (=het einde naderen - erg ziek zijn)
- met lood in de schoenen (=met heel veel tegenzin of angst)
- naast zijn schoenen lopen (=te veel eigendunk hebben)
- niet erg vast in de schoenen staan (=zich gemakkelijk laten ompraten)
- niet graag in iemand schoenen staan (=niet graag willen ervaren hoe het is iemand anders te zijn die in een moeilijke of onprettige situatie zich bevindt)
- onder de schoenzolen schrijven (=ergens niets van terecht komen)
- op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
- oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
- over de hoge schoenen lopen (=te ver gaan of niet realistisch zijn)
- recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
- schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
- stevig in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
- van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
- vast in je schoenen staan (=erg zeker zijn)
- weten waar de schoen wringt (=weten waar het probleem zit)
- wie de schoen past trekke hem aan (=wie schuldig is mag zich aangesproken voelen)
- zijn land ligt in zijn schoenen (=hij is een grote opschepper)
25 dialectgezegden bevatten `schoen`
- baeter misgesjoëte dan nie gesjoëte (=beter een gat in je schoen dan een schoen in je gat) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë vrinket sjinke (=daar wringt de schoen) (Bilzers)
- Euhn schoen taloer mè niks op. (=Mooi maar zonder inhoud (ook personen)) (Dilbeeks)
- hi drigt ug gen huj in ow schoen (=van hem krijg je niets) (Budels)
- ich doeën me schoen dinge oan (=ik kleed me mooi aan) (Heusdens)
- ich hemm schoen blomme in menne hoof (=ik heb mooie bloemen in mijne tuin) (Lummens)
- ik wiet wel woar de schoen wringt (=ik ken de moeilijkheden wel hoor) (Westerkwartiers)
- ik wiet woar de schoen wringt (=ik ken de problemen) (Westerkwartiers)
- lievër e koet èn mëne sjoen, dan ne sjoen èn me koet (=ik verkies een gat in mijn schoen boven een schoen in mijn gat) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mee den (h) auten schoen strijken (=Strijken op een slordige, haastige manier) (Lokers)
- mèn nuuw schoen zèn nòg as nuut (=mijn nieuwe schoenen zijn nog als nieuw) (Tilburgs)
- past denne skoen a na? (=past die schoen u?) (denderleeuws)
- schoen e polleke gijve (=mooi een handje geven) (Overijses)
- schoen oan (=mooi gekleed) (Heusdens)
- schoen schoone (=Mooie schoenen) (Mechels (BE))
- schoen van vaar, mor vaar van schoen (=mooi van ver maar verre van mooi) (Antwerps)
- un poar schoen (=een paar schoenen) (Brakels (gld))
- verlêêsten (=De schoen op tafel zetten) (Zeeuws)
- vootvrieje rok (=rok tot op de schoen) (Heitsers)
- Wa kant de konink daar aan doen, hij heeft nen neuze gelijk ne schoen (=Er is niets aan te doen) (Wetters)
- wel de schoen paast, trekke 'm aan (=hij die het aangaat moet het zich aantrekken) (Westerkwartiers)
- Z'ij schoen loadinge oender eure poembak (=Ze heeft mooie benen) (Mechels (BE))
- zen sjoen gaope waaj nen heiring oppet dreige (=de tip van je schoen staat omhoog (los) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- zene sjoen zètte (=zijn schoen plaatsen om wat van sinterklaas te krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Zijne schoen zèten, op struuët liggen (=Sterven) (Lokers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen