6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `veld`
- het veld behouden (=niet opgeven)
- het veld ruimen (=vertrekken om plaats te maken voor een ander)
- in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
- op het veld van eer gevallen (=eervol gesneuveld)
- uit het veld geslagen zijn (=helemaal van streek zijn)
- veld winnen (=steeds belangrijker worden)
4 betekenissen bevatten `veld`
- in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
- in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
- op het veld van eer gevallen (=eervol gesneuveld)
- in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
24 dialectgezegden bevatten `veld`
- 'n plekke beitrauve (=een veld bieten) (Overmeers)
- 't land es omme (=het veld is omgeploegd) (Waregems)
- aster nie viël te doen wos, sjikden oos aars os noë t veld vür dikke steen te raope van den akker en daaj moeste v¨r ènnet kaarspoër umkippe (=als terapie moesten we van onze ouder ook dikke keien rapen van de akkers en daarmee de karsporen vopvullen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bieëtn zettn (=bieten op het veld uitdunnen met de hark) (Waregems)
- bring de koffie en sjmouwere noa ‘t veld (=breng koffie (en boterhammen) naar de werkers op het veld) (Berg en Terblijts)
- Den akker expatere. (=Het veld cultivateren) (Nuths)
- dik over dinne (=dwars door het veld) (Opwijks)
- ès te boer van den akker, dan wieëne hond en jaeger wakker (=als de boer uit het veld is, is het veld vrij voor de jagers) (Munsterbilzen - Minsters)
- Goan heuke (=Na het rooien van aardappelen het veld nog eens controleren met een tuinhaak.) (Walshoutems)
- hae ès auttet veld geslaoge (=de boer kan het nu wel rooien) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij mos 't veld ruum'm (=hij heeft de strijd verloren) (Westerkwartiers)
- ho mer. (='s morgens om vijf uur, koren op het veld platlopen, sigaretten roken maar werken ho maar.) (Heldens)
- koren pikken of afpikken (=Het graan op het veld handmatig van het veld afsnijden) (Rillaars)
- ne spring in 't veld (=jong geweld) (Winksels)
- nieman nie tuis as een aa peit en die was naa 't veld (=niemand thuis vinden) (Londerzeels)
- noë den oogs moeste vër oëre gon raope oppet veld (=nadat het graan was geoogst moesten we de overgebleven aren op het veld gaan oprapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- op t'roeme laand woon (=in het veld wonen) (Staphorsts)
- oppe vlake (=in het open veld) (Heitsers)
- te pòst èn te pèèrd te vèld (=op stel en sprong erop uitgaan) (Tilburgs)
- van de waai aaf (=van het veld af) (Kaatsheuvels)
- we gongen nog effuh ut veld op. (=we gingen nog even de (3 oktober) kermis op) (Leids)
- ze is uut 't veld sloag'n (=zij is terneergeslagen) (Westerkwartiers)
- zij was uut 't veld sloag'n (=zij was van de kaart) (Westerkwartiers)
- zij was uut ' ; t veld sloag' n (=zij was van de kaart) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen