5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gemak`
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
- op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
- op je gemak zijn (=ontspannen zijn)
- wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
41 betekenissen bevatten `gemak`
- vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
- gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
- wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
- dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
- dat is ook geen heksen (=dat is wel heel gemakkelijk)
- als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
- een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
- op oud ijs vriest het licht (=een oude kwaal komt gemakkelijk weer boven)
- om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
- lopen als een kievit (=erg gemakkelijk en vlug lopen)
- geen katje om zonder handschoenen aan te pakken (=geen gemakkelijk persoon)
- een gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
- de schapen scheren (=gemakkelijk grote winsten maken)
- een fijne neus hebben (=gemakkelijk iets ontdekken, snel iets aanvoelen)
- praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
- een eitje (=heel gemakkelijk)
- op fluweel zitten (=het erg goed en gemakkelijk hebben)
- het op zijn pantoffels/sloffen afkunnen (=het gemakkelijk aankunnen)
- de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
- je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
- het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
- grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
- iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
- de vloer aanvegen met iemand (=iemand gemakkelijk kloppen/verslaan)
- iets op je vingers kunnen natellen (=iets erg gemakkelijk kunnen nagaan/checken)
- iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
- kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen (=ik doe het wel op mijn gemak)
- in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen halen)
- de gelegenheid maakt de dief (=men laat zich gemakkelijk verleiden door een goede gelegenheid)
- het is goed riemen snijden uit andermans leer (=met andermans eigendom kan men gemakkelijk kwistig omgaan)
- een harde dobber (zijn/worden) (=niet gemakkelijk (zijn/worden))
- niet voor de poes zijn (=niet gemakkelijk zijn)
- niet goed bij zijn positieven zijn (=niet op zijn gemak zijn, een beetje ziek zijn)
- voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
- op z`n dooie akkertje (=op zijn gemak, heel rustig, heel langzaam)
- doen is een ding. (=praten of plannen maken is gemakkelijk gedaan, daadwerkelijk actie ondernemen is veel moeilijker)
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
- aanzien doet gedenken (=wat men met eigen ogen gezien heeft, is gemakkelijker te onthouden)
- niet erg vast in de schoenen staan (=zich gemakkelijk laten ompraten)
39 dialectgezegden bevatten `gemak`
- 'k zit ier vree op me gemak (=ik zit hier goed en rustig) (Sint-Niklaas)
- a zitj op 't gemak (=hij is op de wc) (Meers)
- aut zen doen zin (=niet op zijn gemak zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- awd oew gemak (=hou je rustig) (Essens)
- dendiejen kun de gemak zat opjööne (=die kun je gemakkelijk opjutten) (Tilburgs)
- ee de katte ol eur veulligheid gemak (=heeft de poes al haar behoefte gedaan) (Harelbeeks)
- gemak voar nie (=Vooruitgang went snel) (brabants)
- gemak zat (=nogal wiedes) (Tilburgs)
- good aete en gaer hie zeen (=je moet je op je gemak voelen) (Steins)
- haawt oe gemak tòch es (=hou je toch eens rustig) (Tilburgs)
- Hae hieët ziêne slinger gevoônge (=Hij voelt zich op zijn gemak) (Weerts)
- hae is oet ziênen doôn (=hij voelt zich niet op zijn gemak) (Weerts)
- hae veultj zich good op ziene stèl (=hij voelt zich op z’n gemak) (Heitsers)
- He-j d'r last van? Ziet da-j d'r gemak van krieg! (=Stel je niet zo aan!) (Achterhoeks)
- hij dut 't op zien elv'mderdegst (=hij doet het op z'n dooie gemak) (Westerkwartiers)
- Hij zit as ' n elzenaer onder de maeuwe (=Hij zit niet op z'n gemak) (Katwijks)
- iejene gaun drauze oept gemak (=naar de wc gaan) (Zichems)
- ij is op zijn gemak (=hij is gerust) (Lokers)
- je zit er een brokke mee in (=hij is niet op zijn gemak) (Kortemarks)
- je zit met een ei in zne broek (=hij voelt zich niet op zijn gemak) (kortemarks)
- kzit er e brokke mee in (=ik voel me niet op mijn gemak) (Lichtervelds)
- lottem mèr gewieëne (=laat hem maar op zijn gemak bezig) (Bilzers)
- mie gemak (=een gemakzuchtige vrouw) (Sint-Niklaas)
- Oep e gemak hè (=Wees rustig) (Herentals)
- oep ei gemak e (=wees eens rustig) (herenthouts)
- Oep zaan duuzendste gemak (=Iets rustigaan doen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- oetrèkke, det zuut eine boor lever van zien kuuj den van zien luuj (=een koe die zich uitrekt, voelt zich op haar gemak en geeft veel melk, maar een knecht die zich uitrekt, is lui of moe en werkt dus minder hard) (Heitsers)
- op mën kloempe (=op mijn duizendste gemak) (Bilzers)
- op ou gemak é! (=rustig aan!) (Lokers)
- op z'n elevendertighsten (=op z'n gemak) (Zeeuws)
- op zën sloeffë (=op zijn dooie gemak) (Munsterbilzen - Minsters)
- op ziene stael zeen (=zich op zijn gemak voelen) (Weerts)
- Op zijn janboerenfluitjes doen (=Met gemak doen) (Amsterdams)
- sajele (=alles op je gemak doen) (Aelsers)
- t gemak (=wc) (Waaslands)
- ze foelt eur nie up eur gemak (=ze was ongemakkelijk) (Lichtervelds)
- ze ging d'r hen op heur elf'mdartegst (=zij gaat er op haar dooie gemak naar toe) (Westerkwartiers)
- zënën drae vènne (=zich op zijn gemak voelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Zich vu.lle as ennen pri.ns ien de èrpelekuul (=Zich lekker op zijn gemak voelen) (Genneps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen