Spreekwoorden met `vaar`

Zoek

13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vaar`

  1. de ooievaar nakijken (=tijd verdoen)
  2. de slaap der rechtvaardigen slapen (=een schoon geweten hebben)
  3. een aardje naar zijn vaartje (=het karakter van zijn vader hebben)
  4. het zal zo`n vaart niet lopen (=het zal wel meevallen)
  5. in iemands vaarwater zitten (=iemand hinderen of concurreren)
  6. vaart achter iets zetten (=iets snel (doen) uitvoeren)
  7. varen waar de grote mast vaart (=klakkeloos de baas volgen)
  8. voor geen klein geruchtje vervaard (=niet gauw bang)
  9. voor geen kleintje vervaard zijn (=veel durven)
  10. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  11. wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)
  12. zo `n vaart niet lopen (=niet zo erg zijn als het lijkt)
  13. zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)

46 betekenissen bevatten `vaar`

  1. voor lief nemen (=aanvaarden)
  2. je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
  3. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  4. niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
  5. de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
  6. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  7. paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is)
  8. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  9. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  10. in de fout gaan (=een onaanvaardbaar of strafbaar feit begaan)
  11. de vleespotten van Egypte (=een vroegere tijd van grote welvaart)
  12. de muizen dansen in het spek. (=er is welvaart)
  13. hem van jetje/katoen geven (=er vaart achter zetten)
  14. lont ruiken (=ergens het vermoeden toe hebben / het gevaar tijdig aanvoelen)
  15. er de angel uittrekken (=ervoor zorgen dat iets minder gevaarlijk wordt door het meest gevaarlijke deel onschadelijk te maken; iets minder pijnlijk maken)
  16. geen kou aan de lucht (=geen gevaar)
  17. hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
  18. het kan er mee door (=het gaat wel, het is aanvaardbaar)
  19. het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
  20. er voor tekenen (=het met plezier willen aanvaarden)
  21. jong geleerd is oud gedaan (=hoe eerder men iets leert, des te langer de vaardigheid zal blijven)
  22. er de vingers voor durven opsteken (=iets durven aanvaarden - zijn verantwoordelijkheid durven opnemen)
  23. iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
  24. op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)
  25. zo veeg als een luis op een kam (=in groot gevaar verkerend)
  26. het water komt aan/tot de lippen (=in groot gevaar, in hoge nood)
  27. onder ogen zien (=inzien, aanvaarden)
  28. vette en magere jaren (hebben) (=jaren met meer welvaart en minder werkloosheid en jaren met minder welvaart en meer werkloosheid)
  29. je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
  30. angst is een slechte raadgever (=laat je niet leiden door angst. / Emoties zijn gevaarlijk)
  31. met vuur spelen (=met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen)
  32. met beide handen toegrijpen (=met graagte aanvaarden)
  33. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  34. nieuwe heren nieuwe wetten (=nieuwe bazen vaardigen ook nieuwe regels uit)
  35. voor top en takel drijven (=scheepvaart : zonder een zeil te voeren)
  36. het woord voeren (=spreken (als afgevaardigde door anderen))
  37. voor de poorten van de hel weghalen (=uit het grootste gevaar redden)
  38. dode honden bijten niet (al zien ze lelijk) (=van doden is geen gevaar te duchten)
  39. je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  40. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  41. klein gewin brengt rijkdom in. (=van kleine beetjes komt ook welvaart)
  42. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
  43. liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
  44. bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
  45. blaffende honden bijten niet (=zij die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk)
  46. je lot getroost zijn (=zijn lot aanvaarden)

4 dialectgezegden bevatten `vaar`

  1. Je ouwe vaar (=je zal je Vader bedoelen) (Helders)
  2. koppaain, das vaar van oe gat dor moette ni oep zitte (=hoofdpijn) (Antwerps)
  3. schoeën van vaar moar vaar van schoeën (=bijlange niet mooi genoeg) (Vels)
  4. schoen van vaar, mor vaar van schoen (=mooi van ver maar verre van mooi) (Antwerps)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen