Spreekwoorden met `tien`

Zoek

19 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `tien`

  1. beter één vogel in de hand dan tien in de lucht (=liever een beetje dan helemaal niets / kleine concrete resultaten zijn beter dan grootse plannen)
  2. dat zijn twaalf eieren en dertien kuikens. (=een meevaller)
  3. de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
  4. dertien ogen gooien (=onmogelijk veel geluk hebben)
  5. een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw (=in de volksmond: De beste beloning voor een 19e eeuws schoolkind)
  6. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  7. erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
  8. geen tien paarden brengen me daar naar toe. (=in geen geval ga ik daar naar toe)
  9. het in tienen geven (=wedden dat de aangesprokene het niet kan)
  10. het tiend betaald hebben (=erg afgevallen zijn)
  11. iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
  12. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  13. met zijn tien geboden eten (=zonder bestek met de vingers eten)
  14. met zijn tien geboden eten. (=zonder mes en vork.)
  15. of men geen tien kan tellen (=zich onnozel houdend)
  16. op de penning zestien (=zeer duur)
  17. twaalf ambachten, dertien ongelukken (=wie telkens van beroep verandert, slaagt uiteindelijk nergens in)
  18. van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=telkens ander werk doen maar er bij geen van allen iets terecht brengen)
  19. zo gaan er dertien in een dozijn (=dat heeft weinig waarde, is niet zo bijzonder)

2 betekenissen bevatten `tien`

  1. een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
  2. kruisjes achter de rug hebben (=tientallen jaren oud zijn)

35 dialectgezegden bevatten `tien`

  1. 't is kut met pere (ijs en slagroom ) etc. (='t is tien keer niets.) (Utrechts)
  2. baeter een bos én de hand dan twei èn de bloes (=beter 1 vogel in de hand dan tien in de lucht) (Bilzers)
  3. baeter één èn de haan dan tein èn de bloes (=beter 1 vogel in de hand dan tien in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. Baeter ein mus in de hangk, dan tien in de lôch (=beter een vogel in de hand dan tien in de lucht) (Heldens)
  5. baeter en haaf ee as ne liëge dojer (=beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. baeter verloeëre dan nauts gehad (=beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. Bèëter inge vògel i gen hand, da tieën i gen loeët (=Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht) (Nijswillers)
  8. betre jine veugle in d'an of tiene in de luh (=beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) (Harelbeeks)
  9. de tienurenmis (=mis die om tien uur plaats heeft) (Sint-Niklaas)
  10. dië zoigt alles oit zaaine groëten tiën (=iemand die liegt) (Antwerps)
  11. dink aan ‘t elfdje gebod: laot dich neet kloeëte (=waarschuwing (ironisch; er zijn maar tien geboden)) (Heitsers)
  12. eet'n met je tien gebood'n (=met je handen eten) (Westerkwartiers)
  13. ènt laeve moeste pakke woste pakke kons (=beter 1 vogel in de hand dan tien in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. iejen brak zen biejen, twieje zette het oniejen, draa goeng verbaa, vier goeng no Lier, vaaf sloeg zen waaf, zes trok zen mes, zeuve goeng no Leuve, acht heef de wacht, neege heef hem teege en tien had hem gezien (=één brak zijn been, twee zette het aaneen, drie ging voorbij, vier ging naar Lier, vijf sloeg zijn wijf, zes trok zijn mes, zeven ging naar Leuven, acht hield de wacht, negen hield hem tegen en tien had hem gezien) (herenthouts)
  15. ij zoau betere op zijn tonge bijten, zijn tonge tien kiëren omdroan (=iemand die beter niets zegt) (Lokers)
  16. ik ha menne groete tien gestoeten aon de toffelpoet, nou is ie olling blaauw (=Ik heb mijn teen gestoten aan de tafelpoot, nu is ie helemaal blauw) (Ossies)
  17. in tien tel'n af (=het is vlug gedaan) (Ninoofs)
  18. leiver één èn de hand, dan twei énde bloes (=beter één vogel in de hand dan tien in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. oin poei is staarker as tien peerd'n (=de vrouw is de baas) (Gronings)
  20. platte ribbekes meude meej oew tien gebôoje eete (=spareribs mag je met je handen eten.) (Tilburgs)
  21. tès mich tien en taander (=Het is me nogal wat.) (Walshoutems)
  22. Tes tien en tander! (=Het is me wat!) (Dilbeeks)
  23. tien (e) (=sneeuw) (Gronings)
  24. tien buiten tander (=alles in aanmerking genomen) (Gents)
  25. Twintig over drie (=tien voor half vier) (Ewijk (Euiwwiks))
  26. Twintig vur vier (=tien over half vier) (Ewijk (Euiwwiks))
  27. van tien negen (=hoogst waarschijnlijk) (Bornems)
  28. Van tien negene (=9 van de 10 keer) (Waarschoots)
  29. van tien néige (=wiskundege ouittrikkink van iëne die ni kan tèlle) (Dendermonds)
  30. van tiene neeëne (=negen kansen op tien) (Waregems)
  31. Van tiene neegne (=Negen kansen op tien) (Zelzaats)
  32. van tiene neene (=negen op de tien keer) (Kaprijks)
  33. van tiene néñne vantiennéñ (=negen kansen op tien) (oudenaards)
  34. van tieng neege (=negen kansen op de tien) (Antwerps)
  35. vijve / tiene / 'n koart van d'n twolv'n (=vijf / tien / kwart voor twaalf) (Waregems)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen