Spreekwoorden met `te veel`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `te veel`

  1. menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  2. te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
  3. te veel pannen op het dak (=te veel die het kunnen horen)
  4. te veel vuur in een stoof doet ze branden (=te veel is schadelijk)
  5. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  6. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)

47 betekenissen bevatten `te veel`

  1. mal moertje mal kindje (=als de moeder te veel toegeeft zal het kind niet deugen)
  2. als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
  3. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  4. over het paard tillen (=er te veel goeds van zeggen / verwend en geprezen zijn)
  5. het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
  6. hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
  7. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  8. iemand een poot uitdraaien (=iemand te veel laten betalen)
  9. iemand villen (=iemand te veel laten betalen / Iemand afpersen)
  10. over het paard tillen. (=iemand te veel prijzen, zodat hij verwaand wordt)
  11. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  12. je moet de snaren niet te sterk spannen (=je moet niet al te streng zijn, niet al te veel eisen)
  13. rijd een paard de rug niet stuk (=je moet niet altijd te veel eisen)
  14. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  15. je op een afstand houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien)
  16. je op de vlakte houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien, geen duidelijk oordeel geven)
  17. beter ermee verlegen dan erom verlegen (=liever van iets te veel dan van iets te weinig hebben)
  18. denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
  19. je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
  20. met dubbel krijt schrijven (=te veel aanrekenen)
  21. te diep in het glaasje kijken (=te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken zijn)
  22. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  23. een losse tong hebben (=te veel babbelen)
  24. te veel pannen op het dak (=te veel die het kunnen horen)
  25. naast zijn schoenen lopen (=te veel eigendunk hebben)
  26. over het paard getild zijn (=te veel eigendunk hebben of een naar karakter hebben, doordat je zoveel geprezen of verwend bent)
  27. je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  28. je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  29. je buik op de leest slaan (=te veel eten)
  30. een tik aanhebben (=te veel gedronken hebben)
  31. zijn schip voert te grote zeilen (=te veel geld uit geven)
  32. je moet een paard niet doodknuppelen, voordat je thuis bent. (=te veel haast kan wel eens vertraging opleveren)
  33. meer laden dan men dragen kan (=te veel hooi op zijn vork nemen)
  34. te veel vuur in een stoof doet ze branden (=te veel is schadelijk)
  35. je blind staren op (=te veel naar één eigenschap kijken)
  36. overdaad schaadt (=te veel van iets is schadelijk)
  37. veel koks bederven/verzouten de brij (=te veel verschillende raad volgen kan schadelijk zijn)
  38. de boter en de kaas te dik gesneden hebben (=te veel verteerd hebben)
  39. te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
  40. al te goed is buurmans gek (=van te veel goedheid wordt misbruik gemaakt)
  41. een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje (=voor een gewone broodmaaltijd moet niet te veel gebeden worden)
  42. als je veel eet, dan ben je lelijk als je dood bent. (=waarschuwing tegen te veel eten.)
  43. zuivel op zuivel is voer voor de duivel (=werd gezegd als je te veel zuivel at terwijl het schaars was)
  44. wie `s nachts gaat vissen moet overdag zijn netten drogen (=wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard)
  45. een kater hebben (=zich beroerd en vervelend voelen (meestal na te veel alcohol))
  46. binnen de perken blijven (=zodanig beperkt blijven dat het niet te veel overlast of schade veroorzaakt)
  47. je moet de kat niet aan de kaas laten komen. (=zorg voor niet te veel verleiding)

50 dialectgezegden bevatten `te veel`

  1. 'i ee hem overdoan (=hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen) (Waregems)
  2. 'k ben der bolwoirde van (=het wordt mij te veel (lawaai, complexe uitleg)) (Wevelgems)
  3. 't groeijtem buve de kop uut (='t wordt hem te veel) (Opglabbeeks)
  4. 't ku begunn goan, wi! (='t Wordt me te veel hoor!) (Veurns)
  5. 't lopt over te veul schiev'm (=er zijn te veel personen die er over gaan) (Westerkwartiers)
  6. 't ooëi lopt achter de vorke (=dat meisje loopt te veel een jongen achterna) (Veurns)
  7. 't zwore wark mu-j peerd loatn doe en veur 't lichte mu-j oe waren. (=oppassen dat je niet te veel doet) (Vechtdals)
  8. ' t eten ligdop min moag (=Ik ben ongemakkelijk van te veel te eten) (Sint-Niklaas)
  9. a ee zjeer voetn (=hij heeft te veel gedronken) (ninoofs)
  10. a'j ow van 't domme hold hoe'j ow ok niks te verantwoordn. (=als je niet te veel zegt / doet kan men je ook niet beschuldigen) (Vechtdals)
  11. aangetrouwdj is aangesjaete (=van je aangetrouwde familie moet je niet te veel verwachten ) (Heitsers)
  12. Alles mit maote`, zee de snieder, en sleug zien vrouwe mit de ellestok (=Niet te veel en niet te weinig) (Giethoorns)
  13. Als klein jung op groetemins kakhuuskens goan, vallen ze door de bril (=te veel riskeren is ook niet goed. is niet altijd goed) (Achels)
  14. at nie te veul dol is (=als het niet te veel moeite is) (Oudenbosch)
  15. beder haard bloaz'n as de mond verbraand (=beter een keer te veel gewaarschud) (Westerkwartiers)
  16. beder met as om verleeg'n (=beter te veel dan niets) (Westerkwartiers)
  17. braekmech de bek nie oëpe (=daag me niet te veel uit) (Bilzers)
  18. d'n dieren tèed inbringen (=te veel geld uitgeven) (Wichels)
  19. da et gen broëd (=het geeft niet als er te veel is) (Westels)
  20. Da kost veul te veul (=Dat kost te veel) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  21. dad e toch olle miens'n te vele (=dat is toch veel te veel) (Wevelgems)
  22. dae dan laeftj, dae dan zörgtj (=niet te veel vooruit denken) (Weerts)
  23. dae gein puine hieët, hieët ouch gein land (=wordt gezegd als iemand klaagt over te veel onkruid) (Weerts)
  24. Dae haet te väöl moele (=Hij heeft te veel praatjes) (Roermonds)
  25. dae heet wauwelwaater gedrônke (=iemand die te veel praat) (Weerts)
  26. dae moelt te vuël (=hij praat te veel) (Kessels)
  27. Dao hieët de bekker zien wiêf door gejaagdj (=als er te veel holle plekken in het brood zitten) (Weerts)
  28. dao höb ich mich aan verhöftj (=het is misgegaan; ’t was te veel) (Heitsers)
  29. dao kins se baeter keerse mèt aete, as ein erfenis verdeile (=dat is geen makkelijk persoon; daar kun je beter niet te veel serieuze zaken mee moeten regelen) (Heitsers)
  30. daor istie nie mir overeene gekomme (=dat is voor hem altijd te veel geweest) (Oudenbosch)
  31. das vër daud te valle, -terdievel ès ter mèt gemoeid -de makral zit trop (=daar krijg je wat van, dat is te veel pech in ééns) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. dat leit d'r veul te dik boov'mop (=dat valt veel te veel op) (Westerkwartiers)
  33. dè / dij kalt dich e koet in de kop (=hij / zij spreekt veel te veel) (Zichers)
  34. de bès ne graute sloekër (=je eet veel te veel) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. de boek op de lieste zetten (=te veel te hebben gegeten) (Giethoorns)
  36. De brats / brets stuk 'm (=Hij heeft energie te veel) (Steins)
  37. de broek knapt mij zowat (=ik heb veel te veel gegeten) (Westerkwartiers)
  38. de maus nauts teviël koën op zen miële doen (=neem nooit te veel hooi op je vork) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. de mond mokt dat 't gat sloag krigt (=soms praat men te veel) (Westerkwartiers)
  40. dich hëbs get nauten op zëne zank (=jij wil ook van alles te veel) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. Die ge muug bent bende nog nie kwijt (=Als iemand te veel is, is hij nog niet weg) (Heezers)
  42. die haet eine haan de kop aafgebaete (=zij heeft te veel (rode) lippenstift op) (Heitsers)
  43. die lust 't as de poes melk (=iemand die te veel drinkt) (Westfries)
  44. diejee z n eige achterover geleerd (=die heeft te veel moeten studeren) (Oudenbosch)
  45. dinke mós se aan ein paerd äöverlaote, det haet eine diekere kop (=je moet niet te veel nadenken) (Heitsers)
  46. doar zit mie teveul herrie bie (=daar zit veel te veel extra's / rommel bij) (Gronings)
  47. e schrieft met e forchette (=hij is heel duur, hij rekent veel te veel aan) (Poperings)
  48. e wit van de goze (=hij heeft te veel op) (Veurns)
  49. eemes de oeëre van de kop aaf zeivere (=iemand horendol maken door te veel te praten) (Weerts)
  50. één over 't peerd till'n (=iemand te veel lof toezwaaien) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen