Spreekwoorden met `spreekt`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `spreekt`

  1. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  2. dat spreekt boekdelen (=dat is overduidelijk, bijv. `zijn gezicht spreekt boekdelen`)
  3. het bloed spreekt (=de familieband doet zich opmerken)
  4. uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  5. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)

6 betekenissen bevatten `spreekt`

  1. dat ligt hem in zijn mond bestorven (=daar spreekt hij veel over)
  2. dat spreekt boekdelen (=dat is overduidelijk, bijv. `zijn gezicht spreekt boekdelen`)
  3. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  4. geen erger venijn dan kwade tongen. (=er is niets zo erg als dat men kwaad van je spreekt.)
  5. die heeft een graat in z`n keel (=hij is (spreekt) bekakt)
  6. zijn mond gaat als een lazarusklep (=hij spreekt altijd)

44 dialectgezegden bevatten `spreekt`

  1. 't lwup in de remonse (=iedereen spreekt er over) (Harelbeeks)
  2. aa klapt gien bakkes Vloms (=hij spreekt geen woord Vlaams (bv) ) (tervurens)
  3. As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
  4. bau n hin dab, pikse (=wiens brood men eet, diens woord men spreekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. d'es vanaegen, hé (=dat spreekt vanzelf) (Wichels)
  6. da begrepte wel (=dat spreekt voor zich) (Oudenbosch)
  7. da voijgt zijn gat zonder papier (=dat spreekt vanzelf) (Brakels)
  8. da weete mijn kluuten uuk en ‘t zijn gîen alvekoate (=dat weet toch iedereen, dat spreekt voor zich) (Gents)
  9. da wijst toch z'n zelvn, da spreekt toch veur z'n eig'n (=dat ligt toch voor de hand) (Waregems)
  10. da ziede van hier (=dat spreekt vanzelf) (Gents)
  11. daaj és alleman ter dür ont trékke (=zij spreekt kwaad van iedereen) (Bilzers)
  12. dae flötj neet woeë d’r zitj (of, dae zitj neet woeë d’r flötj) (=hij spreekt niet de waarheid) (Heitsers)
  13. dae sprik ingëls mèt nen heten iërappel èn zëne mond (=hij spreekt bedenkelijk engels) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. das ë woëd van ne kilo (=dat is wel zware taal die je nu spreekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dat dank zich den aajl (=dat spreekt voor zichzerlf) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat lot mich kaat noch wêrm (=dat spreekt me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dè / dij kalt dich e koet in de kop (=hij / zij spreekt veel te veel) (Zichers)
  18. de mûle seit wolris wat dêr't hert gjin diel oan hat (=De mond spreekt wel eens over waar het hart geen deel aan heeft.) (Fries)
  19. dès tòch vanèèges! (=dat spreekt toch vanzelf!) (Tilburgs)
  20. dich hëbs genen tëlëfao naudig! (=je spreekt te luid aan de telefoon!) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. die sprekt kloare toal (=die man spreekt heldere taal) (Westerkwartiers)
  22. e klapt lik e neuzel in e bierflessche (=hij spreekt onduidelijk) (Poperings)
  23. e klapt utn biechtstoel / uut de biechte (=hij spreekt uit de biechtstoel) (Poperings)
  24. elk vogeltje zingt zoas 't bekt is (=ieder spreekt op zijn eigen manier) (Westerkwartiers)
  25. Hij klapt mee een strontkerre (=Hij spreekt met een rollende Franse R) (Zottegems)
  26. hij stijt ons te woord (=hij spreekt met ons) (Westerkwartiers)
  27. hij zit alweer op zien stokpeerdje (=hij spreekt alweer over zijn hobby) (Westerkwartiers)
  28. Hij zit mee zijn uren. (=Hij is kwaad en spreekt niet meer) (Bevers)
  29. ie ee veel noot'n ip zijne zang (=hij spreekt met pretentie (hoogdravend) ) (Waregems)
  30. ie sloa roare perlee eut (=Hij spreekt onduidelijk) (Harelbeeks)
  31. jaa daor zee-gde gij wa (=ja dat spreekt voor zich) (Oudenbosch)
  32. je klapt lik één zoendre vel up zne buuk (=hij spreekt zonder ervaring) (Kortemarks)
  33. je legt zn êrte bloît (=hij spreekt rechtuit) (Kortemarks)
  34. Je liege dat je barste! (=Je spreekt absoluut niet de waarheid) (Westfries)
  35. klokske in d'oeër (=iemand die luid spreekt) (Winksels)
  36. Klopt es unne zjwaerende vinger. (WT) (=als iemand de waarheid spreekt) (Mechels (NL))
  37. Laat um/der maar sjchuiven! (Antwoord op iemand die in negatief denigrerende zin spreekt over een ander alsof hij of zij ze niet op een rij heeft) (=Hij heeft t (financieel) beter voor elkaar dan jij (denkt)) (Utrechts)
  38. nen ont mee nen oet, in ij klapt-er tene (=hij spreekt iedereen aan) (Kaprijks)
  39. spreekt in aën mont goad obm (=op je wenken bediend) (Kaprijks)
  40. spreekt in ge za klabm (=zeg het met je eigen woorden) (Kaprijks)
  41. taus spraek ich mën moedertaol, want ooze pa hèt taus niks te zègge (=wiens brood men eet, wiens taal men spreekt) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. wellek wèèf vèn de gè ut lèkkerste (=welke vrouw spreekt jou het meeste aan) (Tilburgs)
  43. ze legt eur êrte bloît (=ze spreekt rechtuit) (Lichtervelds)
  44. zin oanzichte spreekt boekdjiln (=zijn gezicht spreekt boekdelen) (West-Vlaams)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen