Spreekwoorden met `schrik`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `schrik`

  1. je een aap schrikken (=erg schrikken)
  2. je een hoedje schrikken (=enorm schrikken)
  3. je het apelazerus schrikken (=heel heftig schrikken)
  4. je wezenloos schrikken (=erg schrikken)

21 betekenissen bevatten `schrik`

  1. er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
  2. de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
  3. groen en geel voor de ogen worden (=duizelen en/of erg van schrikken)
  4. een Uriasbrief (=een brief waarin een verschrikkelijk bericht staat)
  5. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  6. een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
  7. je een hoedje schrikken (=enorm schrikken)
  8. ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
  9. je wezenloos schrikken (=erg schrikken)
  10. je een aap schrikken (=erg schrikken)
  11. de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
  12. er geen been in zien (=geen bezwaar onderkennen. Er niet voor terugschrikken)
  13. je het apelazerus schrikken (=heel heftig schrikken)
  14. het is bij de (wilde) beesten af (=het is verschrikkelijk; het is schandalig)
  15. het bloed stolt hem in de aderen (=hij verstijft van schrik)
  16. iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
  17. de stuipen op het lijf jagen (=iemand felle schrik aanjagen)
  18. het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
  19. de dood op het lijf jagen (=schrik aanjagen)
  20. om het hart slaan (=schrik bezorgen)
  21. voor iemand kruipen (=van iemand schrik hebben , slaafs alles doen wat hij vraagt)

50 dialectgezegden bevatten `schrik`

  1. 't is 'nen broekschijter, nen labbekakker (=iemand die schrik heeft) (Sint-Niklaas)
  2. a eet em beskeeten (=schrik hbben) (Giesbaargs)
  3. a zitj mi de poepers (=hij heeft schrik) (Meers)
  4. Aa isser verveid van (=Hij heeft er schrik van) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  5. Aa schèt in zen broek (=Hij heeft schrik) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  6. Aa zit mè de poeppers (=Hij heeft schrik) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  7. Aa zit mette poepers (=Hij heeft schrik / is ongerust) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  8. as tër daud zin vër de naach (=schrik hebben voor de dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. as ter daut zin ver get hae deed (shit) en zen broek hae hét de bibber (ebitsjes) ver get hae hét sjrik van ze bijeen doen (=schrik hebben van iets) (Bilzers)
  10. bang hébbe; angs hébbe (=schrik hebben) (Bilzers)
  11. benaat zin, mette poepers zitten (=schrik hebben) (Sint-Niklaas)
  12. besjijt tich mér nie (=oei, heb maar geen schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. bibbele van den angs (=beven van schrik) (Bilzers)
  14. da kost ne schrik van geld (=dat is heel duur) (Kortemarks)
  15. daaj ès vër tërdievel nog nie bang (=ze heeft van niets of niemand schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. daaj hoch zich (m) bekans besjieëte vanden angs (=die had bijna haar broek vol gedaan uit schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. daaj kniep(-de) ze (=die heeft (had) schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. daaj kniepde hum èn den doenkele (=zij had schrik in het duister) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. daaj krieëg de floeppers en de bibberebitsjes tegelijk (=die dame had de schrik van haar leven te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. dae hèt laud èn zen sjoen (=hij heeft geweldige schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. dae kniep ëm (=hij heeft schrik) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de floepërs hëbbe (=schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de floeppers krijge (=schrik krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. dê hét de bibberebitsjes op ze lijf (=man, heeft die de schrik te pakken) (Bilzers)
  25. de poepers ebbe (=schrik hebben) (Leefdaals)
  26. de poepers emmen (=schrik hebben) (Meers)
  27. der wos ne schrik van volk (=er was veel volk) (Kortemarks)
  28. doar wor'k ja kel van (=daar schrik ik ja van) (Westerkwartiers)
  29. doë bèn ich aster daud vür (=daat heb ik een geweldige schrik voor) (Bilzers)
  30. doeë bèn ich as tër daud van (=daar heb ik grote schrik van) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. e schrik van ... (=Heel veel) (Veurns)
  32. Een Mesjokkenaar, gestoorde, gekke Henkie, snuggere Harrie, imbecieltje, mongooltjie (=iemand die niet helemaal in orde is, een niet zo snuggere opmerking maakt, of zich als een gek gedraagt. Of iets uithaalt hetgeen anderen de schrik op het lijf jaagt) (Utrechts)
  33. ei è puit, t'es ne skrikskeiter (=hij heeft schrik) (Zuuns)
  34. ei zit mè de poepers (=hij heeft schrik) (Zuuns)
  35. ëm kniepe (=schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. Em schèt in zen broek (=Hij heeft schrik) (Booms)
  37. floep hëbbe (=schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. hae ho (ch) den daover op ze lijf (=hij beefde van de schrik) (Bilzers)
  39. heivereg zin (=schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. ich kraaig de bibberebitsjes, alleen al bij et gedach (=ik krijg schrik als ik er nog maar aan denk) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. Ik verschoot muneige (=Ik schrik ervan!!) (Eindhovens)
  42. in zen broek schijte van de schrik (=zeer bang zijn) (Diesters)
  43. J’zat met de skud en den beef (=Hij had schrik) (Kortrijks)
  44. Jè zit Me de Skitte (=schrik hebben) (Kortrijks)
  45. laut èn zën sjoen hëbbe (=schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. loeë swieët es rap gerieëd (=tegen iemand die schrik van het werk heeft zei men: ‘lui zweet is rap gereed’,) (Meers)
  47. mee de poepers zitte, ze napen, (=schrik hebben) (Geels)
  48. Mei de kloopers zieten (=schrik hebben) (Ronsisch)
  49. mej een eit in a gat zitte (=schrik hebben) (Hals)
  50. met de poepers zitten (=schrik hebben) (Kortrijks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen