Spreekwoorden met `samen`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `samen`

  1. samen onder een deken liggen (=een gezamenlijk standpunt innemen)

27 betekenissen bevatten `samen`

  1. vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
  2. de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
  3. dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
  4. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  5. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  6. een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
  7. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
  8. aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
  9. met onwillige honden is het slecht hazen vangen (=het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen)
  10. zoveel hoofden, zoveel zinnen (=iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen)
  11. ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
  12. met hem kan men geen spies draaien (=met hem valt niet samen te werken)
  13. met iemand in zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)
  14. niet met iemand door één deur kunnen (=niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.))
  15. onder de bezem getrouwd zijn (=ongetrouwd samenwonen)
  16. getrouwd zijn over de puthaak (=onwettig samenwonen)
  17. over de puthaak getrouwd (=onwettig samenwonend)
  18. botje bij botje leggen (=samen geld bijeen leggen om te betalen)
  19. onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
  20. het kind met het badwater weggooien (=samen met het slechte ook het goede wegdoen)
  21. gepaard gaan met (=samengaan met)
  22. bij elkaar flansen (=samenrapen)
  23. schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
  24. eendracht maakt macht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  25. twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  26. twee hoofden onder een kaproen (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  27. als los zand aan elkaar hangen (=zonder enige samenhang)

37 dialectgezegden bevatten `samen`

  1. 'thoope zijmme steirk (=samen zijn we sterk) (Sint-Laureins)
  2. ' t es zu leutig allemoal tuupetegoare (=het is zo leuk allemaal samen) (Gents)
  3. allemel tegoeër (=alles samen) (Meers)
  4. ammoule tuuëpe (=allemaal samen) (Ouwegems)
  5. as de ene haand de aaner wast word'n beid'nt schoon (=iets samen aanpakken levert beiden winst op) (Westerkwartiers)
  6. binne we lyke oud? of 'hewwe wij samen op skoal seten'? (=zijn we even oud? (tegen kinderen die niet met twee woorden spreken) ) (Leewarders)
  7. Da akkedeerd goed (=Dat gaat goed samen) (nieuwkuijks)
  8. de kopp'm bij mekoar steek'n (=iets samen overleggen) (Westerkwartiers)
  9. De macht van ' t folk doet den osse kibbm (= bevallen) (=samen zijn we sterk) (Evergems)
  10. die beid'nt loop'm ien 't zulfde gareel (=die twee doen alles samen) (Westerkwartiers)
  11. die loupe väöl mèt ein (=zij trekken veel samen op) (Heitsers)
  12. Die zitte mè mekaar te leve (=Zij wonen (ongehuwd) samen) (Dordts)
  13. eun muurd oap de bakkerskeire. (=Die kleuren passen totaal niet samen) (Gents)
  14. even tussen in doen (=samen dekens kloppen!) (Giessendams)
  15. goame tuëpe (=gaan we samen) (Aspers)
  16. Gósting kruuptj dèk samen op e klein plaetske! (=Goesting kruipt soms samen op een klein plaatsje!) (Kinroois)
  17. Het stao gelak een tang op ê verre'e (=Het past niet samen) (Loois)
  18. in de maande doen (=samen doen; samenwerken) (Drents)
  19. ja hoa , tís goed, jahaaa, tuuuurrrjlijk, echt waar? Ja hooor tuuuuuuurlijk ik geloof je medeên / Ja hoor kan verschillende betekenissen hebben. De intonatie samen met de gezichtsuitdrukking bepaalt de betekenis. (=ja hoor…… ik geloof je direct) (Utrechts)
  20. met één steen ken je gien groan moal'n (=door samen te werken gaat het veel beter) (Westerkwartiers)
  21. ol toope (=allemaal samen) (Koekelaars (Koukeloars))
  22. ollemolle tegoare (=allemaal samen) (Brugs)
  23. oltegore, ol tope (=allemaal samen) (Veurns)
  24. per slot van reekninge (=alles samen genomen (conclusie) ) (Waregems)
  25. same doorhaoje (=samen oud op nieuw vieren) (Heitsers)
  26. samen in ien jaor kommen (=Het met elkaar eens worden) (Drents)
  27. sjiek en sjoen, same doen (=goed en mooi, samen doen) (Mestreechs)
  28. taal mor alles toûp (=tel maar alles samen op) (Sint-Niklaas)
  29. thope smietten (=samen gooien) (Veurns)
  30. toeëp: Aagd aal' toeëp (=Hou jullie (goed) samen) (Lebbeeks)
  31. trouw'n is gien éénmanszoak (=trouwen doe je samen) (Westerkwartiers)
  32. twiëds, twiëds (=codewoord samen met het V-teken (opsteken van 2 vingers) om een pauze te bekomen tijdens het spel) (Meers)
  33. veul hand'n moak'n licht waark (=als men het samen aanpakt, gaat het gemakkelijker) (Westerkwartiers)
  34. we goamen tuppe (=we gaan samen) (Zottegems)
  35. ze trekk'n één lien (=ze pakken het samen aan) (Westerkwartiers)
  36. ze trekken ôn éé zeel (=ze spannen samen) (Sint-Niklaas)
  37. ze zyn gêirn by de bènde (=ze komen graag samen) (Lichtervelds)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen