219 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `rij`
- aan de balk schrijven (=nota nemen van iets ongewoons)
- aan de degen rijgen (=tot (zwaar) verliezer maken)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
- aan zijn snoer rijgen (=tot volgeling maken)
- al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
- al krijg ik geld mee! (=dat doe ik beslist niet!)
- alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
- alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvallend te gedragen bekomt men aandacht)
- als David zijn volk telde verloor hij de strijd (=tel de winst pas uit bij het einde van de strijd)
- als de kat om de hete brij heen draaien (=iets wel willen, maar het niet durven)
- als een feniks uit de as herrijzen (=na de totale vernietiging opnieuw opbouwen)
- armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
- bij de kladden krijgen (=te pakken krijgen)
- bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
- dat is een rijkeluiswens (=iets waar heel erg naar wordt verlangd)
- dat mag met een krijtje aan de balk (=dat is een ongewone gebeurtenis)
- de bout op de kop krijgen. (=een geschil verliezen)
- de bovenhand krijgen (=winnen, zegevieren)
- de bui over laten drijven. (=niet reageren op een moeilijke situatie)
- de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
- de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
- de gelegenheid bij de haren grijpen (=de kans niet laten voorbijgaan)
- de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
- de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
- de handen vrij hebben (=tijd hebben om iets te doen)
- de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
- de koning te rijk zijn. (=bijzonder gelukkig zijn)
- de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
- de maan met de handen willen grijpen (=het onmogelijke willen doen)
- de mast opkrijgen (=zich weten te redden)
- de paarden die de haver verdienen krijgen ze niet (=zij die het goede werk verrichten, krijgen niet altijd de beloning)
- de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
- de peer is nog niet rijp (=de zaak is nog niet in orde)
- de plooien glad strijken (=de ruzie bijleggen)
- de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
- de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
- de rook kan het hangerijzer niet deren (=het heeft geen zin te proberen iets dat vast staat te veranderen)
- de schop krijgen (=ontslagen worden)
- de slappe lach hebben/krijgen (=niet kunnen stoppen met lachen)
- de vlag strijken (=het opgeven)
- de vlag voor iemand strijken (=voor iemand onderdoen, zijn meerdere erkennen)
- de volle laag krijgen (=alles over zich heen krijgen)
- de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
- de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
- de wrijfpaal zijn (=de schuld krijgen (van alles))
- de zak krijgen (=ontslagen worden)
- de zwartepiet krijgen (=de schuld krijgen)
298 betekenissen bevatten `rij`
- het zwaard aangorden (=(zich klaarmaken om) de strijd aan (te) binden)
- het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
- op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
- als de ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
- de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
- de zweep erop leggen (=afdrijven, opjagen)
- al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
- de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
- `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
- de volle laag krijgen (=alles over zich heen krijgen)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
- overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
- als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
- het ene woord haalt het andere uit (=als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug)
- vis begint aan de kop te stinken (=als een bedrijf een slecht management heeft)
- grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
- jong te paard, oud te voet (=als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- een goed gelaat is de beste geleidebrief. (=als je knap bent krijg je veel voor elkaar)
- wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
- een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
- wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
- wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
- wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
- aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
- wie hoog klimt kan laag vallen (=belangrijke zaken snel kwijt raken door kleine dingen)
- beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
- dat gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
- daar zijn de daken met vlaaien bedekt (=daar is men rijk / Daar heeft men overvloed)
- daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
- mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
- dat is Latijn voor mij (=dat begrijp ik niet)
- dat is geen geld (=dat is erg goedkoop als je ziet wat je ervoor krijgt)
- dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
- iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
- het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)
- tussen de regels door lezen (=de diepere betekenis van een tekst begrijpen)
- het kastje bij het muurtje laten blijven (=de dingen niet gaan overdrijven)
- je huiswerk maken (=de liefde bedrijven)
- de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
- niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
- de zwartepiet krijgen (=de schuld krijgen)
- de wrijfpaal zijn (=de schuld krijgen (van alles))
- in het krijt treden (=de strijd aanbinden)
- de degens kruisen (=de strijd aangaan)
- in het strijdperk treden (=de strijd aanvatten)
- de dans om het gouden kalf (=de strijd om rijk te worden)
- het krijt ruimen (=de strijd opgeven, weggaan)
- aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
30 dialectgezegden bevatten `rij`
- 'k rij ne keer toe an terp (=ik ga op café) (Oosteekloos)
- 'n rote bueumen (=een rij bomen) (Overmeers)
- Allei, cirkulei, d'eraf of 'k zet oe deroep! (=Vooruit, rij door, ga van dat (voetpad), of ik zet je op de bon!) (Antwerps)
- dae stond aateraon én de raaj waaj ze hiëses voertgoefde (=hij stond zeker in de laatste rij toen ze verstand uitdeelden) (Bilzers)
- De daag kómme op um rij (=Rustig aan, morgen is er weer een dag) (Genneps)
- de vinks ze, ziëker (=jij hebt ze zeker niet meer allemaal op één rij) (Munsterbilzen - Minsters)
- Den èene zene daud és den anere ze braud (=er staan er velen in de rij voor uw (job) ) (Bilzers)
- den ieëstn in de rodde (=vooraan in de rij) (Kaprijks)
- diech bes nej rèet zjus (=jij hebt ze niet alle vijf op een rij) (Zichers)
- dieje hit een vijs los (=die heeft ze niet op een rij) (Lummens)
- doe es nen oek af (=die heeft ze niet allemaal op een rij) (Overijses)
- dow bis zeek in de kop / of dow hes un rij panne los (=Jij bent ziek in je hoofd!) (Sevenums)
- Heuj an de kirre (=Hooi op een rij) (Epers)
- ij ee ne slag van de meulen (=hij heeft ze niet alle vijf op een rij) (Gents)
- ij ee ne slag van de meulne (=hij heeft ze niet allemaal op een rij) (Kaprijks)
- ik rij ouw zo omverre heej (=ga maar niet aan de kant) (Brabants)
- ip 'n roode (=op een rij) (Waregems)
- Laat um/der maar sjchuiven! (Antwoord op iemand die in negatief denigrerende zin spreekt over een ander alsof hij of zij ze niet op een rij heeft) (=Hij heeft t (financieel) beter voor elkaar dan jij (denkt)) (Utrechts)
- ne resem vloeken (=een rij krachtwoorden) (Overmeers)
- op dieste rotte stoan (=op de eerste rij staan) (Gents)
- op riegel heb'n (=op een rij hebben) (Klazienaveens)
- pakt èm (=uitroep als men bij het kienspel er vier op een rij heeft) (Sint-Niklaas)
- raid nog neki dauj (naam van de baas rij nog eens door) (=de waard of cafebaas vragen om nog een rondje te bestellen) (tervurens)
- ridst doe of rie ik? (=rijden - rijd jij of rij ik?) (Westerkwartiers)
- Rie ie of rie ik (=rij jij of rij ik) (Hoogeveens)
- Rotje scheuv'n (=Aanschuiven in een rij) (Maldegems)
- rotsjen schuivn (=in de rij staan) (Kaprijks)
- seffës raajdste daaj hërre soutjae nog aut (=waarom rij je zo kort langs die vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- sjaun ènde laajn stoën (=mooi in de rij staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- wae van gevaor hilt, ént gevaor vilt (=rij nooit sneller kan je engelbewaarder kan vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen