Spreekwoorden met `duvel`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `duvel`

  1. de duvelstoejager (=iemand die overal goed in is)
  2. te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)

50 dialectgezegden bevatten `duvel`

  1. 't is net of de duvel d'r met speult (=het ene na het andere gaat mis) (Westerkwartiers)
  2. 't is of de duvel d'r met speult (=dat is nou wel heel toevallig!) (Westerkwartiers)
  3. 't Was oalemoal noar den duvel (=Alles was kapot) (Bambrugs)
  4. ' t gebuk krijge / de duvel voor ze nuwe jaor krijge / ze hebbe-n-' m twee blauwe lampe geslaoge (=slaag krijgen, 'n flink pak) (Utrechts)
  5. ' t is of de duvel d' r met speult (=alle ongelukken komen tegelijk) (Westerkwartiers)
  6. a es van den duvel gereeën (=hij is onhandelbaar) (Meers)
  7. agge over d n duvel praot traptum op z ne steert (=binnenkomend iemand over wie men net aan het praten was) (Oudenbosch)
  8. Ai weert zen aaige gelèk neun duvel in e waaiwoatervat (=Hij verdedigd zich enorm) (Turnhouts)
  9. as d'n duvel (=met grote snelheid) (Oosterhouts)
  10. as g' over'n duvel sprikt, ziede zijne steïrt (=over iemand praten als hij juist aankomt) (Moes)
  11. As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
  12. as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)
  13. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  14. as je ' t over de duvel hemm' n, trap je ' m op ' e steert (=als je 't over iemand hebt komt hij net binnen) (Westerkwartiers)
  15. ás je t over de duvel heb trep ie m op z'n steert (=hé daar komt die / zij / hij aan . (vanuit het niets, terwijl er over gesproken werd. )) (Utrechts)
  16. as nen duvel in een weijwoatervat (=zich weren als een duivel in een wijwatervat) (Brechts)
  17. As of de duvel d'rmee speult (=Tuurlijk. Het zal eens niet. Wel heel toevallig.) (Utrechts)
  18. as se äöver d’n duvel kals den treuts se ‘m oppe stert (=als je over iemand praat en die persoon komt er net aan) (Heitsers)
  19. asge van den duvel sprekt, ziede zenne stieërt (=over iemand praten als hij er juist aankomt) (Meers)
  20. Asof de duvel dermee speult (=Het is alsof de duivel ermee speelt) (Hagesteins)
  21. Asof de duvel er mee speult (=Of het zo moest zijn) (Giethoorns)
  22. bae den duvel te biechten goan (=iets vertellen aan een onbetrouwbaar persoon) (Wichels)
  23. d n duvel leetur meej jonge (=dat zul je moeten bezuren) (Oudenbosch)
  24. d n duvel op z ne steert trappe (=onheil afroepen) (Oudenbosch)
  25. d'n duvel sjit altied op de groetste haop (=het komt terecht, waar al overvloed is) (Mestreechs)
  26. d'n duvel sjit ummer op d'n groeatsten haup (=Sommige mensen hebben altijd geluk) (Steins)
  27. dae geuftj óm de duvel nog zien moor (=hij geeft nergens iets om) (Heitsers)
  28. Dae is d’n duvel ònger de reek oetgekroape (=Iemand die zeer sluw is) (Steins)
  29. dae zitj d’r op wie d’r duvel op Geelke (=hij is erg gierig) (Heitsers)
  30. dat is den duvel mei zen moeier (=dat is iets aanlokkelijk) (winksels)
  31. de dûvel drit altied op de grootste hoop (=De rijken worden het meest bevoordeeld) (Epers)
  32. de duvel ee wir op stelte gereje (=hier en daar zijn er mensen plotseling overleden) (Oudenbosch)
  33. de duvel is old (=de duivel is oud) (Westerkwartiers)
  34. De duvel is oud, met z'n mallemoer d'r bij ! (=Ik ben helemaal niet oud ! (als iemand zegt dat je oud bent)) (Utrechts)
  35. de duvel schaijt aeltijd op de grôte hoop (=De grootste rijke rotzakken hebben het meeste geluk in het leven en vangen nog meer geld dan nodig is: vangen het meeste geld.) (Utrechts)
  36. De duvel schet vaeke op iene bulte (=Wie al veel geld heeft wint ook nog eens de lotto) (Giethoorns)
  37. de duvel schit altied op de dikste bult'n (=wie geld heeft krijgt er nog meer bij) (Westerkwartiers)
  38. de duvel sjietj altied op dezelfdje houp (=dat komt op de verkeerde plek terecht; mensen die het al goed hebben krijgen alleen nog maar meer) (Heitsers)
  39. de fijne zijn de mijne zee de duvel (=er is veel schijn in het zijn (P.C.Hooft ; Granida) ) (Oudenbosch)
  40. Den duvel andoeën (=Beduivelen) (Veurns)
  41. den duvel in got uit ieënn pot schiwderen (=iemand die met alle winden meedraait) (Kaprijks)
  42. den duvel in uis droeën (=een mes op tafel doen ronddraaien) (Meers)
  43. den duvel scheit altijd op de grote hoop (=die veel geld heeft, krijgt nog meer geld) (Hoogstraats)
  44. den duvel schet op d n grooten oop (=onverdiend verkrijgen) (Oudenbosch)
  45. den duvel schit alt op de groetsten oûp (=het geld wil altijd bij dezelfde zijn) (Sint-Niklaas)
  46. Der duvel sjiet ömmer óp ter groeëtste hoop (=De rijken krijgen altijd het meest) (Eys)
  47. Die is bi-j de duvel van de karre egleden (=Een helleveeg) (Giethoorns)
  48. Die is bi'j de duvel van de karre egleden (=Helleveeg) (Giethoorns)
  49. Die is de duvel van de stèert ofgleden (=Onbetrouwbar persoon) (Drents)
  50. Die vloog t'r op af as Soffel op d'n duvel (=Hij begon direct aan het werk) (Zeeuws)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen