Spreekwoorden met `riek`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `riek`

  1. dat is lariekoek (=dat heeft iemand verzonnen)
  2. dat was Grieks voor hem (=dat begreep hij niet)
  3. geen krieken zonder stenen. (=niemand is er perfect.)
  4. het krieken van de dag/dageraad (=de vroege ochtend)
  5. naar de mutsaard rieken (=iets klopt zeer niet (mutsaard = brandstapel) / verdacht worden van ketterij)

41 dialectgezegden bevatten `riek`

  1. 'n liek man is 'n riek man (=men kan beter geen schulden hebben) (Westerkwartiers)
  2. 'nen Hoop zeik op 'ne riek (=Gebakken lucht / onzin) (Helenaveens)
  3. alle vrijers benn'n riek (=een vrijer doet zich graag beter voor dan hij is) (Westerkwartiers)
  4. as je gezond benn'n, ben je riek (=gezondheid is een groot goed) (Westerkwartiers)
  5. as se mer erm laefs, kins se riek sterve (=veel sparen) (Heitsers)
  6. Da is zeik op de riek (=Dat is nonsens) (Siebengewalds)
  7. daddis zeik op unne riek (=dat is vergezocht) (Oudenbosch)
  8. dae twieë zwegelkes noeëdig heet um zien piêp aan te staeke, weurtj noeëts riêk (=als je niet zuinig bent, word je nooit rijk) (Weerts)
  9. Dè's zeik op 'nne riek / Dè slùt nergus op (=Dat slaat nergens op) (Helenaveens)
  10. Deh is zeik op unne riek (=Waardeloze informatie) (Ewijk (Euiwwiks))
  11. Des allemaol zeik op un riek (=Dat stelt helemaal niets voor. Het gaat nergens over) (Ewijk (Euiwwiks))
  12. die is te leluk om vreten te geven mee nen riek (=dat is geen knappe ...) (Graauws)
  13. er mee nen riek gestoken zijn (=er altijd zijn als er iets te halen is) (Graauws)
  14. Erm laeven en riêk sterven (=Een vrek sterft rijk) (Sevenums)
  15. gao riek het (=het gaat u niets aan) (Kortemarks)
  16. gezai nog nie meej un riek te voeiere (=geen katje om zonder handschoenen aan te pakken) (Betuws)
  17. Hae is riek as waater-deep. (=Hij is heel rijk.) (Roermonds)
  18. hij voelt zich de keuning te riek (=hij is heel erg tevreden) (Westerkwartiers)
  19. hij was de keuning te riek (=koning - hij was de koning te rijk) (Westerkwartiers)
  20. hij wordt sloap'ndeweg riek (=hij komt gemakkelijk aan zijn geld) (Westerkwartiers)
  21. iets opluchten (=met de riek iets losser maken) (Sint-Niklaas)
  22. kieken riek e kik ier (=Kip ruik ik hier) (Hams)
  23. liek is riek (=als je geen schulden hebt ben je rijk) (Westerkwartiers)
  24. Liek is riek, mor riek is nait altiek Liek (=Zonder schulden ben je rijk, maar rijk zijn is nog niet zonder schulden.) (Gronings)
  25. më brierkë zoet toeê te kaeke asoft tër èn ne rik hoeng (=mijn jonger broer zat daar te schreeuwen alsof hij in een riek hing) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. moete gij ene riek hebben (=moet jij een vork hebben) (Tilburgs)
  27. paas jij mij die riek is an, ik mot de wurft nog anklauwe! (=Geef de hark eens aan, ik moet het erf nog aanharken) (Westlands)
  28. Piere döppe (=Met een riek wormen uit de grond halen) (Schijndels)
  29. riek en aarm komm'm mekoar teeg'n (=rijken en armen kunnen niet zonder elkaar) (Westerkwartiers)
  30. Tis zeik op unne riek (=Het maakt niets uit) (Ewijk (Euiwwiks))
  31. van geev' m wordt je niet riek (=je moet zuinig zijn) (Westerkwartiers)
  32. Wa riek e kik ier? (=Wat ruik ik hier?) (Hams)
  33. Wa riek ekik ie (=Wat ruik ik hier) (Rous (Sint-Genesius-Rode))
  34. Wied is riek (=Wat van ver komt, is lekker) (Sittards)
  35. Zeik op de riek (=Gezever) (Noord-Limburgs)
  36. zeik op enne riek (=het stelt niets voor) (Boksmeers)
  37. zeik op ne riek (=daar zit niets in) (Noorderkempisch)
  38. zeik op un rìèk (=muggenziften) (Cuijks)
  39. zeik op unne riek (=dat gaat nergens over) (Maas en waals)
  40. Zèik op unne riek (=wat een onzin!) (Dunges)
  41. zék op unne riek (=wat een onzin) (Geffes)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen