Spreekwoorden met `pap`

Zoek

24 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `pap`

  1. bij moeders pappot (=thuis)
  2. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  3. dat is een klontje boter uit zijn pap (=dat kost een flink deel van zijn fortuin)
  4. de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
  5. een keel als schuurpapier hebben (=een erg droge keel (keelpijn) hebben)
  6. een papieren zoldertje (=een dunne ijskorst)
  7. een vinger in de pap hebben (=ergens iets in te zeggen hebben, invloed hebben)
  8. er geen pap van gegeten hebben (=er weinig over weten)
  9. er wel pap van lusten (=er niet genoeg van kunnen krijgen)
  10. geen pap meer kunnen zeggen (=verzadigd zijn)
  11. goede papieren hebben (=de goede eigenschappen hebben (voor een baan))
  12. het zout in de pap niet waard zijn (=niets presteren)
  13. het zout in de pap verdienen (=heel weinig verdienen)
  14. iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
  15. iets met de paplepel ingegoten krijgen (=iets van kinds af aan leren.)
  16. iets zo beu zijn als koude pap (=iets grondig beu zijn)
  17. in de papieren lopen (=duur uitkomen, veel geld kosten)
  18. je pappenheimers kennen (=weten met wie men te maken heeft)
  19. op een papieren zoldertje lopen (=grote risico`s nemen)
  20. pap in de benen hebben (=de benen willen niet meer vooruit)
  21. papier is geduldig (=men kan veel schrijven)
  22. pappen en nathouden (=situatie min of meer ongewijzigd te laten zonder een beslissing te nemen of daadwerkelijk een probleem op te lossen)
  23. tussen lepel en mond valt veel pap op de grond (=problemen komen vaak pas op het laatst)
  24. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)

Eén betekenis bevat `pap`

  1. iets zwart op wit hebben (=het op papier hebben staan)

50 dialectgezegden bevatten `pap`

  1. 'k Zen 't beu gelék kau pap (=Ik ben het echt beu) (Mechels (BE))
  2. 'k zén da zoê muug as kaa pap (=ik ben dat zo beu als koude pap) (Sint-Katelijne-Waver)
  3. 'k zén da zoeê muug as kaa pap (=Ik ben dat grondig beu) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  4. 'kbenne kik dade zwo moe lik kode pap (=ik ben het beu) (Harelbeeks)
  5. 'n Snee pap mi 'n hoondenaa (=Op de vraag `wat gaan we eten` indien er niets is) (Bevers)
  6. 't zijt in zijne pap nie verdienen (=weinig of geen geld verdienen) (Lovendegems)
  7. 't zolt ien e zuup'mbrij (=het zout in de pap) (Westerkwartiers)
  8. ’t Is amal da niet, ’t es da kind zonder huefd da langs zijn poepken pap moe eedn. (=Dat is niet erg, er zijn veel moeilijker op te lossen problemen.) (Evergems)
  9. a eet niks in de pap te brokkel'n (=hij heeft niets te zeggen, hij heeft geen invloed) (Meers)
  10. da kannik misse as kouwe pap (=iets helemaal niet fijn vinden) (Oudenbosch)
  11. daar zoek iuk mijën pap nie keuën mee kookn (=dit is geen makkelijk mens) (Kaprijks)
  12. dat bèn ich zoe miech as kaa pap (=dat ben ik kotsbeu) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dat bèn ich zoe mieg as kaa pap (=ik kan dat niet meer verdragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de pap in de mond krèegen (=het op een presenteerblaadje aangereikt krijgen) (Wichels)
  15. de pap laote ânbra.nde (=moeten trouwen) (Genneps)
  16. dich hëbs haaj niks te koekke (=jij hebt hier niets in de pap te brokken) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. er hè tinnes niks ènde pap te brokke (le) (=hij heeft niets te zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. g'et ier nie(ts)in de pap te brokken / niets te retteketetten (=je hebt hier niets in de melk te brokkelen) (Wichels)
  19. Ge hed hier nie in de pap te brokken he moat (=U heeft hier niet te moeien) (Geels)
  20. Ge hed niks in de pap te brokken (=Je hebt er niets aan te zeggen, niets met te maken) (Herentals)
  21. ge moet er jne pap mee koeln (=je moet er tevreden mee zijn) (Kortemarks)
  22. geen pap mei konne zègge (=bekaf zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. gelek dagge me anne pie in de pap slotsh (=iets tevergeefs doen) (Aalsters)
  24. gin pap meeë kunn zegn (=bekaf, buiten adem zijn) (Veurns)
  25. hae hoch niks èn de pap te brokke (=de kok had geen vinger in de pap) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Hae trèk nao ziene pap (=Hij lijkt op zijn vader) (Gelaens (Geleens))
  27. haekos nimei pap zégge (=hij was doodmoe) (Bilzers)
  28. Hurre pap moet tiggen ozze pap bruur zeggen. (=Zij is mijn nichtje.) (Budels)
  29. ich bén dich zoe miech as kaa pap (=hoepel op!) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. ich bèn t zoe mieëg as kaa pap (=ik heb er genoeg van) (Bilzers)
  31. ich bín 'm zoeë meug as kaoj pap (=hij hangt me de keel uit) (Weerts)
  32. ich bin det meûg as kaoj pap (=ik heb er meer dan genoeg van) (Weerts)
  33. Ich mo'gde vander pap 't klotje oet 't elske schloeke. (=Ik mocht van mijn vader wel eens het suikertje uit zijn borrel hebben.) (nuths)
  34. Ich zen 't zoe muj as kaa pap (=ik ben het beu) (Stals)
  35. Ie könt nich poesen en 't mel in 'n moond hoaln. Iej könt ginn pap ett'n en poes'n tegelieke (=Je kunt geen twee dingen tegelijk doen) (Twents)
  36. ie lust er we pap van (=lusten) (Zeeuws)
  37. ie verdient tzout in de pap nie (=niksnut) (Zeeuws)
  38. ieder zen goesteng, zaagte boer, en er oetet kénd zen pap op (=ieder heeft een eigen smaak) (Bilzers)
  39. iemes de pap én de mond gaeve (=iemand alle kansen geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. ik kan gin pap mir ze-ge (=ik ben doodmoe) (Oudenbosch)
  41. ik zen da ee zu meuj as kaa pap (=ik ben het beu) (Hals)
  42. Ik zent zo muug as kaa pap (=Ik ben het beu) (Antwerps)
  43. Ik zent zoe muug as kaa pap (=Ik ben het beu) (Herentals)
  44. Je bek zel d'r van skeure. (=Ik lust er wel pap van.) (Zaans)
  45. je kan gièèn pap mièè zeggn (=hij is oververmoeid) (Lichtervelds)
  46. je kan gièèn pap mièè zeggn (=hij is vermoeid) (Kortemarks)
  47. je moet doar ekièè jne pap mee koeln (=je moet daar eens mee leven) (Lichtervelds)
  48. je moet er jne pap mee koeln (=je zit er mee opgescheept) (Lichtervelds)
  49. jee nieten in de pap te brokkn (=hij heeft er niets te zeggen) (kortemarks)
  50. jist gat of, je kan gièèn pap mièè zeggn (=hij is teneinde krachten) (Kortemarks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen