46 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `op je`
- als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
- boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
- boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
- het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
- iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
- iets op je buik kunnen schrijven (=iets wel kunnen vergeten, dat wat je wilde gaat niet door)
- iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
- iets op je vingers kunnen natellen (=iets erg gemakkelijk kunnen nagaan/checken)
- je op je pik getrapt voelen (=je zwaar vernederd voelen)
- met je hoed in je hand kom je door het ganse land (maar met je pet op je test kom je er ook best) (=met beleefdheid kun je veel bereiken)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
- op je baadje krijgen (=een pak slagen krijgen)
- op je bek gaan (=een grote fout maken; afgaan)
- op je boerenfluitjes (=slordig)
- op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
- op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
- op je duimpje kennen (=heel goed kennen, van buiten weten)
- op je elfendertigst (=uiterst langzaam)
- op je gemak zijn (=ontspannen zijn)
- op je hoede (of qui-vive) zijn (=voorzichtig zijn omdat het niet helemaal vertrouwd wordt)
- op je hoede zijn (=alert en voorzichtig zijn.)
- op je krent zitten (=niets uitvoeren)
- op je laatste benen lopen (=bijna niet meer kunnen van vermoeidheid)
- op je lauweren rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd)
- op je luimen/luipen (=op de loer)
- op je neus kijken (=teleurgesteld zijn)
- op je paasbest zijn (=op zijn best gekleed en goed verzorgd zijn)
- op je Pegasus stijgen (=een gedicht schrijven)
- op je plaat gaan (=vallen)
- op je poot spelen (=boos uitvallen)
- op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
- op je post blijven (=niet weggaan)
- op je qui vive zijn (=goed opletten)
- op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
- op je strepen staan (=vasthouden aan je principes en rechten.)
- op je stuk staan (=zich niet laten ompraten en bij de eigen mening blijven)
- op je tabbaard/tabberd zitten (=afranselen)
- op je tandvlees lopen (=in totale uitputting voortdoen, zijn laatste krachten gebruiken)
- op je tellen passen (=voorzichtig zijn)
- op je tenen getrapt zijn (=beledigd zijn)
- op je tenen lopen (=meer willen presteren dan je aan kunt)
- op je vet teren (=leven van gespaard geld)
- op je zenuwen leven (=bijna overspannen geraken)
- schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
- te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
10 betekenissen bevatten `op je`
- als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
- opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
- van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
- vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
- een rots in de branding (=een persoon waarop je kunt vertrouwen en die je steunt.)
- je als een vis in het water voelen (=je helemaal op je plaats voelen)
- je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
- geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
- kwaad gezelschap doet dolen. (=vermijdt omgang met mensen die een negatieve invloed op je leven kunnen hebben)
- oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
50 dialectgezegden bevatten `op je`
- 'k géf oe un pèr op oe bakkes! un bakpeer! (=ik geef je een klap op je gezicht!) (Helmonds)
- ‘k zal a nekieër wa poepsuikre geevn (=ik zal eens op je gat slaan) (Kaprijks)
- ‘N L op je rêg ê (=Lui zijn) (Volendams)
- aagt a annen on a gedong (van a velo) (=Hou je handen op je (fiets) stuur) (Aalsters)
- Agge Wouw op oewe rug aar ange, zoude nie naar Baarege verlange (=Als je Wouw op je rug moest dragen zou je nooit naar Bergen op Zoom verlangen (naar iets verlangen dat zo goed als onbereikbaar is)) (Roosendaals)
- al geise op diene kop staon (=al ga je op je hoofd staan) (Venloos)
- Angdui moar ljee' (=Hou je maar op je gemak.) (Deinzes)
- beder misgund as bekloagd (=men kan beter jaloers op je zijn dan dat je beklaagd wordt) (Westerkwartiers)
- berrevits deu de bemme schesse (=op je blote voeten door de beemden lopen) (Heist-op-den-Berg)
- Bij` j ook bange veur een vlei(e) (=Lust je wel een vel op je melk) (Hoogeveens)
- Botter op je kont smeren en dreug brood eten! (=Weet je wat zonde is) (Putters)
- d'r van weerekeeërn (=op je stappen terugkeren (figuurlijk) ) (Waregems)
- Da kè je wel op je buuk schriêve. (=schrijft het maar op je buik) (Flakkees)
- Da ziede (gae) van 'ier (=Dat kun je op je vingers natellen (ook: dat doe ik gewoon niet)) (Wichels)
- dae holt tich et hat aut -dae mok tich kepot (=die blijft je op je zenuwen werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae zien eige bewaardj, bewaardj gein rotte appele (=Pas goed op je zelf) (Weerts)
- dao kriegs se de krelkespis van (=dat werkt op je zenuwen) (Heitsers)
- dao mós se neet de roebedoeb mèt spele (=daar moet je rustig aan mee doen; je moet op je geld letten) (Heitsers)
- dat keje op je buik schrijve (dan ku je ut met ju hemp weer uitvegu (=Je kunt er naar fluiten, je kunt het wel vergeten, je wacht op niets) (Utrechts)
- dat ken je op je vingers noatell'n (=dat is zo klaar als een klontje) (Westerkwartiers)
- dat ken je wel noagoan (=dat kun je wel op je vingers natellen) (Westerkwartiers)
- de hëbs hennig get keskënaote (=je hebt nogal wat noten op je zang) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hübs ferm vieël keskenaote (=je hebt nogal wat noten op je zang) (Munsterbilzen - Minsters)
- de klötte uutgehald hèbbe (=Problemen op je hals halen) (Genneps)
- de maus nauts teviël koën op zen miële doen (=neem nooit te veel hooi op je vork) (Munsterbilzen - Minsters)
- de tering naar de nering zetten . (tering uitgaven komt van verteren) (=Je moet op je uitgaven passen.) (Utrechts)
- de wind van voren krijgen (=op je nummer gezet worden) (Graauws)
- dich best e maegdje van dien mooder (=je lijkt op je moeder) (Weerts)
- dich zits op zen lui petatte en ich zit haaj mèr te vrietele (=jij zit op je luie K terwijl ik me dood werk) (Munsterbilzen - Minsters)
- diene keutel intrekke-passe (=terugkomen op je beslissing) (Mestreechs)
- doë kraajgste de krelkëszeek van (=daar krijg je het van op je heupen) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë hëbste wir get opgelojd (=daar heb je weer wat op je hals gehaald (vriend, vriendin, werk)) (Munsterbilzen - Minsters)
- Drijver op je pruik (=Een klap op je hoofd) (Amsterdams)
- E dok ip je muule. (=Een slag op je mond.) (Brugs)
- êë ljucht op (=heb je licht op je fiets) (Kaprijks)
- Een beest op je rug hebben. (=Je bent lui van aard.) (IJmuidens)
- een kartasj op a moil - een kest op a bakkes (=een mep op je gezicht) (Aalsters)
- Een mot oep a bakkes geve (=Een tik op je mond geven) (Bornems)
- Een mot oep aa bakkes (=Een slag op je gezicht) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- een vette fiegel kreeg ik /een vette Fiegel krijgen/ een vette fiegel kun je krijgen !! N.B. Fiegel is een ander woord voor drol : maw je kunt het op je buik schrijven: een drol = niets. Oud Utrechts dat door nazaten van oude wijk c ers nog gebruikt wordt (=ik kreeg helemaal niets / helemaal niks krijgen / je kunt het bekijken; je krijgt niets) (Utrechts)
- en lik vor je wezen (=tik op je vinger) (Urkers)
- En nou opkalefatere, of ik geef je een peut op je bolle oge! (=en nu wegwezen, anders geef ik je een klap!) (Amsterdams)
- Ge lek op oewen ouwe (=je lijkt op je vader) (Geldermalsens)
- geet e ferme knotse up je ne kop (=je hebt een grote buil op je hoofd) (kortemarks)
- gèt een tiksken veirf op ô broek (=je hebt een spatje verf op je broek) (Sint-Niklaas)
- Gewaurig zeun (=op je hoede zijn) (Maldegems)
- gij lekt op oew vajer (=jij lijkt op je vader) (Bosch)
- God zal je dwars door de hel heen lazeren., datje darmen verdruipeny kan je een kaarsje draaien om je bij te lichten op je weg naar de hel en de eeuwige verdoemenis. ( dit wordt supersnel achtereen gezegd) (=Vervloeking naar iemand die je liever dood ziet gaan.) (Utrechts)
- good aete en gaer hie zeen (=je moet je op je gemak voelen) (Steins)
- goon op je nest (=ga naar je bed) (Urkers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen