11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Hoek`
- de Hoek in de keel hebben (=verliefd zijn)
- de wind waait uit die Hoek (=een mening van iemand uit een bepaalde groep/partij)
- de wind waait uit een andere Hoek (=de meningen/omstandigheden zijn veranderd)
- een ongeluk zit in een klein Hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- het geluk ligt in een klein Hoekje (=geluk komt onverwachts)
- het Hoekje om gaan (=dood gaan)
- in het Hoekje zitten waar de slagen vallen (=zich in een groep bevinden die altijd het moeilijk heeft of problemen krijgt)
- nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle Hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
- uit alle Hoeken en gaten (=van alle kanten)
- uit de Hoek komen (=iets onverwachts of verrassends doen.)
- weten uit welke Hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
33 dialectgezegden bevatten `Hoek`
- 'k Kommn van d'n Oek en m'n moeder éet Lies. (=Ik woon in Hoek en mijn moeder heet Lies) (Oeks)
- 't Fortsjen (=Hoek Vrouwstraat met Stroomstraat) (Kaprijks)
- 't is bezijen of ook bachten de Hoek bv. (=Achter iets komende of liggende,) (Maldegems)
- 't Scheepken / de kop van de voart (=Hoek Plein met Vaartstraat) (Kaprijks)
- aut zë kot koeëmë (=uit de Hoek komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- d' Juëghte (=Hoek Moerstraat met Goochelaarstraat) (Kaprijks)
- Dae bessem dae hoot Greet en kaerde in de hukskes neet (=Je vergeet steeds om in de Hoek te vegen) (Venloos)
- das en ronne taufel, door isj gienen iejnen Hoek nimier oon (=ze niet meer alle vijf op een rijtje hebben) (Aalsters)
- de Kezzeloire (=Hoek Molenstraat met Kerselarestraat) (Kaprijks)
- de kraa (g) s geen sjink mét aste den Hoek ûmgees (=je gaat met leeg handen) (Bilzers)
- de rèèf stao in ut schòp in-t hûukske (=de hark staat in het schuurtje in de Hoek) (Tilburgs)
- de voalen oek (=de vuile Hoek) (Antwerps)
- de wiend waait nou uut 'n aanere Hoek (=de zaak staat er nu geheel anders voor) (Westerkwartiers)
- die is ok tejgen nen Hoek van een ronde tofel gelopen (=iemand die zichtbaar zwanger is) (Ransts)
- Doa is nen Hoek af (=Er scheelt iets aan zijn / haar bovenkamer) (Beverloos)
- dreig auttën Hoek koëme (=droge opmerkingen maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- Er is een Hoek af (=Niet heel juist zijn) (Elspeet)
- Gien Haarlemmerdaikies! (=Niet op 'n Hoek en een kant staan vozen!) (Westfries)
- hae wor den Hoek um (=de loodgieter legde 't loodje) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij weunt in den legen Hoek (=iemand die geen cent te makken had) (Alblasserdams)
- hij wiet niet uut welke Hoek de wiend waait (=hij krijgt het maar niet op een rijtje) (Westerkwartiers)
- hij wiet uut welke Hoek de wiend waait (=hij is goed met de zaak op de hoogte) (Westerkwartiers)
- hij zit ien 'e Hoek woar de klapp'm vaal'n (=hij krijgt wel erg veel te verduren) (Westerkwartiers)
- Hoek tich (=weer je af) (Geuls)
- ie zoe toern doen (=hij kan onverwacht uit de Hoek komen) (Waregems)
- krekel: Zeine krekel laut'n (=De Hoek om gaan, sterven) (Lebbeeks)
- nau wiët ich aut wëlkën Hoek de wènd kump (=nu weet ik hoe de vork in de steel zit) (Munsterbilzen - Minsters)
- opten Hoek vannen ron toffel gon zitte (=het zich moeilijk maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- pièërdemoart / keddersoek (=Hoek Plein met Zuidstraat) (Kaprijks)
- Siezoekke (=Hoek Molenstraat met Heinestraat) (Kaprijks)
- z' es teigen den Hoek van eun ronne toafel gelupe (=ze is zwanger) (Hals)
- Zes teige nen Hoek van een ronne tofel geloepe (=Zij is zwanger) (leuvens)
- zo, waait de wiend uut die Hoek (=o, wil jij die kant uit) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen