85 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `oog`
- aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
- als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
- als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
- als een pijl uit de boog (zijn) (=snel vertrekken)
- boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
- daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
- dat past als een vuist in een oog (=dat past helemaal niet)
- de boog kan niet altijd gespannen zijn (=men moet zich soms ook kunnen ontspannen)
- de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
- de lat hoog leggen (=moeilijk haalbare doelen stellen)
- de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
- door het oog van de naald kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
- droog brood eten (=zuinig moeten zijn, financieel slecht gaan)
- een doorn in het oog zijn (=ergens aan ergeren)
- een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
- een oogje dichtdrukken/toeknijpen/luiken (=niet optreden tegen iets wat eigenlijk niet mag. Iets gedogen)
- een oogje in het zeil houden (=alert zijn)
- een oogje op iemand hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
- een open oog voor iets hebben (=voor iets open staan)
- er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
- er geen oog voor hebben (=er niet op letten)
- er oog voor hebben (=er de waarde van inzien of aandacht voor hebben)
- geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
- geen turf hoog zijn (=erg klein zijn, erg teleurgesteld zijn)
- geen zee te hoog (=niets is onmogelijk)
- geheel oog zijn (=heel goed opletten)
- heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
- het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
- het hoogste lied zingen (=de baas zijn)
- het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
- het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver boven anderen verheven)
- het laken door het oog van de schaar halen. (=een deel voor jezelf houden.)
- het oog is groter dan de maag (=meer op het bord scheppen dan er opgegeten kan worden)
- het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
- het oog van de wereld (=de publieke opinie)
- het oog wil ook wel wat (=het uiterlijk van iets speelt ook een rol)
- het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
- het zeil (hoog) in de top halen (=een grootse vertoning weggeven)
- hoog en droog (=veilig en wel)
- hoog opnemen (=zeer kwalijk nemen)
- hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
- hoog te paard zitten (=verwaand zijn, eigendunk hebben)
- hoog van de toren blazen (=het grote woord willen hebben / opscheppen)
- hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
- hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
- hoogtij vieren (=overvloedig aanwezig zijn)
- huizenhoog springen (=erg gelukkig zijn)
- iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
- iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
- iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
31 betekenissen bevatten `oog`
- mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
- bij kris en kras volhouden (=bij hoog en bij laag volhouden)
- bij kris en kras zweren (=bij hoog en bij laag zweren)
- dat gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
- dat is een brug te ver (=dat is te hoog gegrepen)
- dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
- die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
- in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
- over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
- peper in je achterwerk hebben (=een hoog tempo hebben)
- een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
- met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
- de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
- de boventoon voeren (=het hoogste woord hebben)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de kroon spannen (=het hoogtepunt vormen)
- grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
- hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
- doorslaan als een blinde vink (=hoogst onlogisch redeneren)
- hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
- iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
- in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
- op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
- summa cum laude (=met de hoogste eer)
- met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
- met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)
- de ogen voor iets sluiten (=oogluikend toelaten)
- weten waar Petrus de sleutel had (=op de hoogte zijn van wat niet iedereen weet)
- ex cathedra (=volgens uitspraak van het hoogste gezag (meestal de paus))
- haastige spoed is zelden goed (=zaken in te hoog tempo afwerken vergroot de kans op fouten)
- in de hanenbalken (=zeer hoog , op zolder)
50 dialectgezegden bevatten `oog`
- 'n lust veur 't oog (=prachtig om naar te kijken) (Westerkwartiers)
- 't oog van de meester moakt 't peerd vet (=als de baas aanwezig is wordt er harder gewerkt) (Westerkwartiers)
- 't oog was groder as de moag (=ze kon haar bord eten niet op) (Westerkwartiers)
- 't oog wil ok wat! (=het moet niet alleen goed zijn, het moet ook mooi zijn) (Westerkwartiers)
- 't oog zicht altied van zich oaf (=men vindt zichzelf de beste) (Westerkwartiers)
- ' t oog wil ok wat (=het moet er ook nog eens goed uit zien) (Westerkwartiers)
- " In ne karreslagn gepist zeker?" (=Vraag aan iemand met een ontstoken oog) (Lokers)
- astie huilt, huilt-ie uit een oog (=gierig) (Rotterdams)
- bla sie (=blauw oog (van vechtpartij) ) (Sint-Niklaas)
- Blaa sik (=Blauw oog) (Herentals)
- da's 'em een doorn ien 't oog (=dat zit hem behoorlijk dwars) (Westerkwartiers)
- da' s ' n lust veur ' t oog (=dat is prachtig om te zien) (Westerkwartiers)
- dae és mét geen oog te bespiëre (=die is nergens te bespeuren) (Bilzers)
- dan zijde deurt oog van de naold gekrope (=dan heb je veel geluk gehad) (Oudenbosch)
- dèrret oog van de nël kraupe (=nipt ontsnappen) (Munsterbilzen - Minsters)
- die é et oog in zijnen bol (=iemand die hoogmoedig is) (Temses)
- die hee ut zwarte oog (=iemand die men verdenkt van zwarte kunst) (Tilburgs)
- die is deur 't oog van 'e naald kroop'm (=die is op wonderbaarlijke wijze gered) (Westerkwartiers)
- E lept do me een kej azoe blaat as en skojle (=Hij heeft een blauw oog) (Liedekerks)
- e slecht oog in iemand ein (=een slecht gedacht van iemand hebben) (Sint-Niklaas)
- een blaa sie (=een blauw oog (= door vechtpartij) ) (Sint-Niklaas)
- Een kremèl op oer oeg gejve (=Iemand op zijn oog slaan) (Loksbergs)
- een noalde droan (=draad door een oog van een naald steken) (Kaprijks)
- een oog ieëver en een bats aut (=zwaar gekwetst (ironisch)) (Munsterbilzen - Minsters)
- één oog taupitse (=iets door de vingers zien) (Munsterbilzen - Minsters)
- een stijluuge (=een pijnlijke ontsteking aan het oog) (Wetters)
- een vjelle op a oeg (=boks op uw oog) (Overijses)
- een voenk oep zen keut (=Een slag op zyn oog) (Schunnebroecks)
- ei eent oog in zèn steir (=hij is heel hoovaardig) (Sint-Niklaas)
- Ei eit e slashuug (=Hij heeft een lui oog) (Zuuns)
- èn de faar haate (=in het oog houden) (Bilzers)
- èn de mot haage (=in het oog houden) (Bilzers)
- èn de mot haage (=in het oog houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- en oogsj' en op etwieën (=zijn oog laten vallen hebben op iemand) (Veurns)
- ge moet ier oîgn up je gat één (=je moet hier alles in het oog houden) (Lichtervelds)
- ge moet oîgn up je gat en (=ge moet alles in het oog houden) (Kortemarks)
- geen oog kunnen dichtdoen (=niet kunnen slapen) (Sint-Niklaas)
- Ha hee een blaa ket (=Hij heeft een blauw oog opgelopen) (Olens)
- hae hètter gee goed oog èn (=de oogarts ziet het niet meer zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae laach mèttet één en grins mèttet aander oog (=hij is voor de schijn verdrietig) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae trok mèr n heil zoer maul (=de scheikundige kreeg een bijtmiddel in zijn oog) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae zoeg et nimei zitte (=de blinde was het uit het oog verloren) (Munsterbilzen - Minsters)
- heb je viesigheid in je oog (=hen ji un potjie kak in je oog) (Spakenburgs)
- hee kik met 't ene oog in de andere wèke (=Hij kijkt scheel) (Twents)
- het kaefke èn z'n oog gesjoëte (=een schot in de roos) (Bilzers)
- hij eet' oog in zijn bolle (=hij heeft hoogheidswaanzin) (Zottegems)
- hij is deur 't oog van 'e naald kroop'n (=dat ging wonder boven wonder goed met hem) (Westerkwartiers)
- ich gaef dich dalik ein voes, dan höbse ein oug zo groot wie ein sjtasieklok. (=Ik sla je straks een blauw oog) (Roermonds)
- ich krieg aerm zin van oog (=door blijven zeuren) (Budels)
- ich laach mich ën oog aut (=ik huil van het lachen) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen