Spreekwoorden met `mor`

Zoek

26 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `mor`

  1. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  2. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  3. donkere morgens mooie dagen. (=een slecht begin hoeft geen mislukking te zijn)
  4. een morse muur is snel afgebroken (=een slechte zaak gaat niet lang mee)
  5. eerst komt het eten dan de moraal. (=overleven is belangrijker dan het volgen van regels.)
  6. geen zorgen voor de dag van morgen (=maak je nu nog niet druk over mogelijke toekomstige problemen)
  7. geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
  8. heden ik morgen gij (=oud grafschrift: gedenk, lezer, dat jij ook zal sterven)
  9. heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
  10. iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
  11. iemand mores leren (=wraak op iemand nemen en/of flink zeggen hoe het er voor staat)
  12. iets in de wieg smoren (=iets van bij het begin vernietigen)
  13. in de kiem smoren (=al van bij het begin doen stoppen)
  14. in mora (=in gebreke) (Latijn)
  15. kom ik er vandaag niet dan kom ik er morgen (=ik doe het wel op mijn gemak)
  16. lapsus memoriae (=aan het geheugen ontsnapt) (Latijn)
  17. memento mori (=gedenk dat je zal sterven) (Latijn)
  18. morgen als kaatje verjaart (=nooit , dat stel ik liever uit)
  19. morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
  20. morgen des levens (=de jeugd)
  21. morgen gaat het beter (=als het vandaag niet zo best is gegaan...)
  22. morgen komt er weer een dag (=niet zo haastig, morgen kan het ook nog)
  23. morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)
  24. piae memoriae (=ter zalige nagedachtenis) (Latijn)
  25. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)
  26. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)

7 betekenissen bevatten `mor`

  1. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  2. over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
  3. een scheve schaats rijden (=een misstap begaan. Een morele regel overtreden)
  4. een ander liedje laten zingen (=mores leren, van gedacht doen veranderen)
  5. morgen komt er weer een dag (=niet zo haastig, morgen kan het ook nog)
  6. heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
  7. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)

50 dialectgezegden bevatten `mor`

  1. 'k zien mor un olven (=ik voel mij niet helemaal fit) (Brugs)
  2. 't is mor een vloûg (=het is maar een kleine regen) (Sint-Niklaas)
  3. 't is ont zeveren; 't is mor muggepis (=heel fijne, zachte regen) (Sint-Niklaas)
  4. 't schilde mor 'n oar (=het scheelde niet veel) (Wichels)
  5. 't was doar mor moagertjes (=het was daar geen vetpot) (Westerkwartiers)
  6. 't was mor e schete in e flessche / in e netzak (=het was niet erg) (Poperings)
  7. a dô smoel nô mor (=zwijg nu maar) (Sint-Niklaas)
  8. a eet er mor vier en nen beezekoek (=hij is niet erg slim) (Meers)
  9. a ge da mor wit (=als je dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
  10. ae es mor d'uëgen toe te nèepen (=Op sterven na dood) (Wichels)
  11. Alexander, alles vur mè mor niets vur een ander (=tegen een egoist ...zegt men:) (Sint-Niklaas)
  12. als`t nait heuft, loat den mor (=als het niet hoeft, laat dan maar zitten) (Hogelandsters)
  13. As ge 't dees op et zèede mor vier uur'n van Gent nie mieër (=Aan deze maaltijd zul je wel genoeg hebben) (Wichels)
  14. as ge (ache) da mor wit! (=als ge dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
  15. As ge da mor wit (=Als je dat maar weet) (Hams)
  16. as ge ni oud wilt weurre moet a mor joenk oephange (=als je niet oud wil worden moet je je maar jong ophangen) (Antwerps)
  17. As't nait gait zoas't mot, mot't mor zoas't gait (=Als het niet gaat zoals het moet, moet het maar zoals het gaat) (Gronings)
  18. as't nait huift, loat den mor (=als het niet hoeft, laat dan maar zitten) (Gronings)
  19. Ast met kanneke ni go muttet lierreke mor pakke (=Antwoord op dat kan ik niet) (Antwerps)
  20. augt a bakkes mor (=wees stil, spreek niet tegen) (Meers)
  21. augt annen bebber mor toe (=houd maar uw mond dicht)) (Meers)
  22. da blét, da schét, da frét, en da zékt, mor wa zedder mé? (=daar kan je niets mee beginnen) (Antwerps)
  23. da's mor 'n vortsmiederke (=dat is maar een niemendalletje) (Westerkwartiers)
  24. dat ziet er mor kaduuk uit (=dat ziet er versleten uit) (Sint-Niklaas)
  25. der is bild mor gene klank (=ruzie in het huwelijk) (Sint-Niklaas)
  26. die ees alle vijf nie, die eé tur mor twee en nen bezekoek, die is nen toer te lank op de meulen blijven zitten (=die man is lichtjes mentaal gehandicapt) (Sint-Niklaas)
  27. doe mor geweune (=doe maar gewoon) (Oudenhoofs)
  28. Doe mor wa kalmkes (=Doe maar wat rustig aan) (Lils )
  29. doent mor ies noar dor meugen der veel achterkommen (=doe het maar eens na dat kunnen er niet veel) (Sint-Niklaas)
  30. doent mor vaneen (=doe het maar van elkaar (uit elkaar) ) (Sint-Niklaas)
  31. door go ok alliën mor de smoor deur de schouw boate, en dan is em nog gefilterd (=een zéér gierig iemand) (Ransts)
  32. e gruët bakkes, mor da's uk alles (=hij heeft een grote mond maar dat is ook alles) (Meers)
  33. en zè mor gerest (=en wees maar gerust) (Aalsters)
  34. ès aat môr noch kloek (=hij is oud maar nog heel gezond) (Sint-Niklaas)
  35. ès mor ' t vaal over de benen, ès groatmoager (=hij is zeer mager) (Sint-Niklaas)
  36. fottau (=dâ's goet as g'op papier pakt, mor anders ...) (Dendermonds)
  37. ge wit zaalf mor den aalft van 't schoon weer nie meer; gètte klok ore luin mor ge witte klepel nie angen (=gij weet het precies zelf niet goed meer) (Sint-Niklaas)
  38. gif mè mor e flesken bier van 't schap (=geef mij maar een glas bier op kamertemperatuur) (Sint-Niklaas)
  39. gif mè mor e nis ei (=geef mij maar een halfgekookt ei) (Sint-Niklaas)
  40. gif mè mor nun druppel (nun borrel) (=geef mij maar een jenever) (Sint-Niklaas)
  41. gif mor buzze (n) Zjeraar (=haast je maar, laat het maar vooruit gaan) (Sint-Niklaas)
  42. mor nor uis ô moeder é viskes gebakken (=maak dat je weg komt) (Sint-Niklaas)
  43. mor nor uis, ô moeder é viskus gebakken (=stap het maar af) (Sint-Niklaas)
  44. go mor voors (=ga maar verder) (Sint-Niklaas)
  45. God geft de vogels eet' n, mor ze moet' n d' r wel veur vlieg' n (=God geeft de vogels voedsel, maar ze moeten er wel wat voor doen) (Westerkwartiers)
  46. Hawt ave franken teut mor efkes (=Houw je brutale mond maar even) (Lils)
  47. ie es moar ne stron' grwot of Ie es mor ne wup wohhe (=hij is erg klein) (Kortrijks)
  48. In ou zit allien mor stront en deirmen (=Jij bent niets waard) (Hams)
  49. je moet´n niet leev´m om te eet´n, mor eet´n om te leev´m (=eet niet te veel, maar eet wel goed) (Westerkwartiers)
  50. k zene kik mor nen eirme mens (=ik ben maar een arme mens) (Stekens)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen