Spreekwoorden met `mager`

Zoek

10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `mager`

  1. een vette keuken een mager testament (=wie veel uitgeeft tijdens het leven, laat weinig na)
  2. geen haring zo mager of men braadt er vet uit. (=zelfs uit iets kleins of ogenschijnlijk onbelangrijks valt wel iets waardevols te halen.)
  3. magere Hein (=de dood)
  4. magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
  5. magerman is in die keuken kok (=het is er armoe troef)
  6. op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
  7. schreeuwen als een mager varken (=vreselijk schreeuwen)
  8. vette en magere jaren (hebben) (=jaren met meer welvaart en minder werkloosheid en jaren met minder welvaart en meer werkloosheid)
  9. zo mager als een stokvis, sprot, garnaal (=mager persoon)
  10. zo mager zijn als een garnaal (=zeer mager zijn)

10 betekenissen bevatten `mager`

  1. het is als met de koeien van de Farao. (=er is geen goed aan te doen (De koeien van de Farao bleven mager))
  2. je botten kunnen tellen (=erg mager zijn)
  3. vel over been zijn (=erg mager zijn)
  4. van de houvast zijn (=gierig of mager zijn)
  5. het vet zit hem niet in de weg. (=hij is mager)
  6. zo mager als een stokvis, sprot, garnaal (=mager persoon)
  7. vlees en been bezitten (=niet mager en eerder groot zijn)
  8. als door een repel getrokken (=zeer mager)
  9. met de konijnen door de tralies kunnen eten (=zeer mager zijn)
  10. zo mager zijn als een garnaal (=zeer mager zijn)

50 dialectgezegden bevatten `mager`

  1. `t is mar un maeger plimpie. (= (opmerking) Een mager kind) (Ouddorps)
  2. 't vel over de biejenen (=zeer mager) (Meers)
  3. 't vel over de biënen (=erg mager persoon) (Meers)
  4. 't vit hingert 'm neet. (WT) (=Hij is mager) (Mechels (NL))
  5. aat ouw zen kas gekraupe (=zwak mager persoon) (Tiens)
  6. boëk: Zijnen (elen) boëk plekt tegen zijne (ele) rig (=Zo mager als een graat) (Lebbeeks)
  7. d’r blêift niks van je ôever (=Je wordt te mager) (Volendams)
  8. da s un mihher (magere) hie -epe (=mager) (Zeeuws)
  9. dae kiektj of d’r haver mót pikke oet ein spakan (=hij heeft een bleek, mager gezicht (spakan = kan met enge hals om gist te bakken, daar krijg je niet gemakkelijk wat uit gehaald)) (Heitsers)
  10. dae kinse door ein lampeglaas haolen (=hij is erg mager) (Venloos)
  11. dae piring konste doër ët sliëtëlkoet trèkke (=hij is zo mager als een pier, die kun je ook door het sleutelgat trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dai heure boak plèk oan heure reuch (=die is zeer mager) (Tongers)
  13. das een panlat (=die is lang en mager) (Sint-Niklaas)
  14. dassen maoger gürm (=zij is zo mager als een geit!) (Bilzers)
  15. de kons ër doër ën nöl trèkke (=ze is zo mager dat je haar door de kop van en naald kan halen) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de ziesem zene paoternoster opte rêg (=hij is maar mager) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Den hond hit gebete moe nen aare (anere) mins batse hit (=Zegt men van een mager persoon) (Stals)
  18. det is ‘ne smale derm (=hij is heel mager) (Heitsers)
  19. det is ein smaal bats (=dat is een mager persoon (bats = kont)) (Heitsers)
  20. deur löp ne bokse en ne buis allenig (=die is erg mager) (Twents)
  21. Die et mit de knien-n eur de trailies (=Erg mager) (Giethoorns)
  22. die kan deur de spijle ete (=o wat is zij mager) (Oudenbosch)
  23. die kunde deur un laampeglas aole (=hij is heel erg mager) (Oudenbosch)
  24. Die ziet er niet uit die vret zeker mit de knie-n deur de traelies. de knieën deur de tralies (=Erg mager) (Giethoorns)
  25. Dun dieju kunde deur un laampeglas hoalu (=Die is erg mager) (Brakels (gld))
  26. e deurejager (=eet veel en blijft mager) (Veurns)
  27. é es geschourd gelijk een koerspulle (=mager iemand met smalle schouders) (Lochristis)
  28. è is zoe vètj as ne roëgel (reiger) op zen schee'n (=hij is zeer mager) (Denderleeuws)
  29. e rojden (=een mager en taaie) (Veurns)
  30. e ruttelt in ze kleërs (=hij is zeer mager) (Veurns)
  31. e ruttelt inze vel (=hij is mager) (West-Vlaams)
  32. e tettwette, e tjemenieker (=mager en ziekelijk kind) (Veurns)
  33. e tjeut'n, e vernukkeld kiend of beësche (=klein mager kind of dier) (Veurns)
  34. e vet zwien wit nie dat e mager oenger het (=rijk) (Veurns)
  35. Een breij dunneke (=Een snede mager spek) (Hoeilaart)
  36. Een goeie haene is niej vet (=mager is niet verkeerd) (Ouddorps)
  37. Een gratepakhuis (=Heel mager persoon) (Dordts)
  38. een magere spilutte (=iemand die mager is) (Sint-Laureins)
  39. Een ruibbe me een gat of 4 in (=Een mager persoon) (Lenniks)
  40. een sprieje, een reile (=een mager vrouwmens) (Denderleeuws)
  41. ein gaât inne rök hebbe (=erg mager zijn) (Weerts)
  42. ein krak van ei paerd (=paard (onverzorgd mager ) ) (Steins)
  43. En aspergebeun, t vel oever de beenen (=mager zijn) (Ninoofs)
  44. ès mor ' t vaal over de benen, ès groatmoager (=hij is zeer mager) (Sint-Niklaas)
  45. Ge kentj z'in twiejen breken (=Die is mager) (Ninoofs)
  46. ge keunt em deur 't gotegat trek'n (=iemand die heel mager is) (Wevelgems)
  47. ge keunt em deur ’t gotegat trek’n (gotegat = aansluiting afvoerpijp aan dakgoot) (=Hij is heel mager) (Wevelgems)
  48. ge ku ze deur e gootegat trekkn, tis e planke met e gat in (=ze is mager) (Kortemarks)
  49. Ge Kund Em Omverre Bloazn (=hij is heel mager) (kortrijks)
  50. ge kundèm onder de deur schuiven (=hij is heel mager) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen