24 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `loopt`
- als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
- als het tij verloopt verzet men de bakens (=men moet zich aan de omstandigheden aanpassen)
- als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
- dat loopt op zijn einde (=het is bijna afgelopen)
- de gal loopt over (=boos worden)
- de molen is/loopt door de vang (=de zaak of persoon is in de war (gek))
- de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
- de zeug loopt met de tap weg (=nalatigheid is hier troef)
- dit loopt uit de hand (=dit is niet meer onder controle)
- een goed pad krom loopt niet om. (=je kunt beter geen onnodige veranderingen aanbrengen)
- een kluwtje dat vanzelf afloopt. (=iets wat zich vanzelf oplost)
- er loopt bij hem een streep door (=hij is een beetje gek)
- er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
- geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
- geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
- het hoofd loopt me om (=niet meer weten wat te doen (bv bij drukte))
- het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
- het loopt in`t honderd (=het gaat helemaal mis)
- het loopt op rolletjes (=alles gaat als vanzelf)
- het loopt storm. (=het is heel druk)
- het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
- het water loopt hem in de mond (=hij heeft er heel veel trek in)
- waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
- wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
9 betekenissen bevatten `loopt`
- buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
- als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
- opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
- eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
- iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
- de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
- het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
- het gaat aan zijn neus voorbij (=hij loopt iets mis)
- uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)
50 dialectgezegden bevatten `loopt`
- 'j es zijn kluutn goan schuurn (=hij loopt weg als er moet gewerkt worden) (Knesselaars)
- 't es 'ier precies een duivekot (=men loopt hier in en uit) (Wichels)
- 't es tegen zèen kerre (=het loopt anders dan verwacht) (Wichels)
- 'T geit in de sjräöm, 't geit in de pepiere (=Het loopt in de papieren.) (Roermonds)
- 't gijt van 'n lei'n dakje (=dat loopt als vanzelf) (Westerkwartiers)
- 't Is kakkamiemieshit! (=Het loopt niet los) (Antwerps)
- 't is koek en aai (=Alles loopt goed) (turnhouts)
- 't is net of 'er op eier lopt (=hij loopt zeer voorzichtig) (Westerkwartiers)
- 't lopt de spuigoat'n uut (=het loopt de spuigaten uit) (Westerkwartiers)
- 't lopt op rolletjes (=het loopt als vanzelf) (Westerkwartiers)
- 't Lopt van de skippe (=Het loopt de spuigaten uit) (Wevelgems)
- 't ooëi lopt achter de vorke (=dat meisje loopt te veel een jongen achterna) (Veurns)
- a angd'op zan zoemerzou (=hij loopt scheef) (Ninoofs)
- a weet va veren nie datten vanachter liëeft (=hij loopt in de wolken) (Ninoofs)
- as twie hun vechte um e bien, dan lup de 3de dermee hien (=als 2 honden vechten om een been, loopt de 3de er mee heen) (Rekems)
- at hi-j nog langzamer lup, luppe achteruut (=Hij loopt langzaam) (Achterhoeks)
- Beverse moat (=het glas loopt bijna over (= tot de rand gevuld) ) (Sint-Niklaas)
- blind zin és erg, mér ziende blind nog mei (=je loopt beter tegen een gesloten deur dan voorbij een open) (Munsterbilzen - Minsters)
- d'r is gien wolkje an 'e lucht (=alles loopt volgens plan) (Westerkwartiers)
- Da komt men Strot uet (=Dat loopt de spuigaten ui) (Herentals)
- da lëp makkemêntëg (=dat loopt niet van een leien dak) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj bémmelt gét aof (=doe loopt af) (Bilzers)
- daaj hèt bang datse get verlies (=ze loopt met haar knieën tegen mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt de bibbërëbitsjës op zë lijf (=hij loopt te huiverenn) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt mekans geen broek miei aon zën kont (=die loopt erbij als een voddenman) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt viël zjaer bij (=hij loopt te pronken) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae hiltj d'r zich lieëlik naeve (=hij loopt er de kantjes vanaf) (Weerts)
- Dae lupt d'r bi-j wie inge haofgehangene (=Hij loopt er onverzorgd bij) (Mechels (NL))
- dae löptj waat d’n hemel gaeve kan (=hij loopt zo hard hij kan) (Heitsers)
- dalijk breekt de pleuris uit (=straks loopt het uit de hand) (Rotterdams)
- das hie presies eu kiekekot (=waar men zo maar binnen en buiten loopt) (Buggenhouts)
- das te laus èn mëne pëls (=die loopt me voortdurend voor de voeten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dat geet waaj e fleetsje van ' n sênt (=Dat loopt van een leien dakje) (Bilzers)
- dat gijt niet geliek op (=dat loopt niet synchroon) (Westerkwartiers)
- dát is ein trámpelgauws (=iemand die besluiteloos heen en weer loopt) (Steins)
- dat loopt als gesmeerd (=da geet waajne poeppestront) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat lopt kris kras deur 'n anner (=dat loopt van alle kanten uit doorelkaar) (Westerkwartiers)
- dat lopt met 'n sizzer oaf (=dat loopt met een sisser af) (Westerkwartiers)
- dat lopt spoak (=dat loopt vast) (Westerkwartiers)
- Dat löpt wie ein tiet!! (=Dat loopt op rolletjes!!) (Steins)
- Dau ljeupt eum mé zn zatte botte (=Daar loopt hij stomdronken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de iene boer vroagt an den nare boer, wei giet het be oer pjerd me pjerd da giet nie da lupt, en wei lupt oer pjerd oh het giet (=de ene boer vraagt aan de andere boer hoe gaat met Uw paard de boer antwoord mijn paard gaat niet, dat loopt, en hoe loopt Uw paard oh het gaat) (Heusdens)
- de knienen loopt lös in 't hok (=ze draagt geen bh onder haar shirt) (Sallands)
- dé luptj wi-j un tiet (=dat loopt op rolletjes) (Budels)
- De reuzel loopt m'n reet uit (=Ik heb het warm) (Rotterdams)
- De reuzel loopt mijn reet uit (=Het is snikheet) (Westlands)
- de vès begint altijd ieës te stinke bij de kop (=het loopt altijd eerst mis bij de leiding) (Munsterbilzen - Minsters)
- De zever loëpt nou al m’n móngd uit! (=Het water loopt me al in de mond!) (Huizers)
- Delops mich in den hinger (=Je loopt in de weg.) (Nuths)
- den deesn bolt goe (=deze loopt soepel (auto, fiets, kruiwagen) ) (Waregems)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen