Spreekwoorden met `loopt`

Zoek

24 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `loopt`

  1. als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
  2. als het tij verloopt verzet men de bakens (=men moet zich aan de omstandigheden aanpassen)
  3. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  4. dat loopt op zijn einde (=het is bijna afgelopen)
  5. de gal loopt over (=boos worden)
  6. de molen is/loopt door de vang (=de zaak of persoon is in de war (gek))
  7. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  8. de zeug loopt met de tap weg (=nalatigheid is hier troef)
  9. dit loopt uit de hand (=dit is niet meer onder controle)
  10. een goed pad krom loopt niet om. (=je kunt beter geen onnodige veranderingen aanbrengen)
  11. een kluwtje dat vanzelf afloopt. (=iets wat zich vanzelf oplost)
  12. er loopt bij hem een streep door (=hij is een beetje gek)
  13. er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
  14. geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
  15. geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
  16. het hoofd loopt me om (=niet meer weten wat te doen (bv bij drukte))
  17. het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
  18. het loopt in`t honderd (=het gaat helemaal mis)
  19. het loopt op rolletjes (=alles gaat als vanzelf)
  20. het loopt storm. (=het is heel druk)
  21. het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
  22. het water loopt hem in de mond (=hij heeft er heel veel trek in)
  23. waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
  24. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)

9 betekenissen bevatten `loopt`

  1. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  2. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  3. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  4. eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
  5. iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
  6. de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
  7. het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
  8. het gaat aan zijn neus voorbij (=hij loopt iets mis)
  9. uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)

50 dialectgezegden bevatten `loopt`

  1. 'j es zijn kluutn goan schuurn (=hij loopt weg als er moet gewerkt worden) (Knesselaars)
  2. 't es 'ier precies een duivekot (=men loopt hier in en uit) (Wichels)
  3. 't es tegen zèen kerre (=het loopt anders dan verwacht) (Wichels)
  4. 'T geit in de sjräöm, 't geit in de pepiere (=Het loopt in de papieren.) (Roermonds)
  5. 't gijt van 'n lei'n dakje (=dat loopt als vanzelf) (Westerkwartiers)
  6. 't Is kakkamiemieshit! (=Het loopt niet los) (Antwerps)
  7. 't is koek en aai (=Alles loopt goed) (turnhouts)
  8. 't is net of 'er op eier lopt (=hij loopt zeer voorzichtig) (Westerkwartiers)
  9. 't lopt de spuigoat'n uut (=het loopt de spuigaten uit) (Westerkwartiers)
  10. 't lopt op rolletjes (=het loopt als vanzelf) (Westerkwartiers)
  11. 't Lopt van de skippe (=Het loopt de spuigaten uit) (Wevelgems)
  12. 't ooëi lopt achter de vorke (=dat meisje loopt te veel een jongen achterna) (Veurns)
  13. a angd'op zan zoemerzou (=hij loopt scheef) (Ninoofs)
  14. a weet va veren nie datten vanachter liëeft (=hij loopt in de wolken) (Ninoofs)
  15. as twie hun vechte um e bien, dan lup de 3de dermee hien (=als 2 honden vechten om een been, loopt de 3de er mee heen) (Rekems)
  16. at hi-j nog langzamer lup, luppe achteruut (=Hij loopt langzaam) (Achterhoeks)
  17. Beverse moat (=het glas loopt bijna over (= tot de rand gevuld) ) (Sint-Niklaas)
  18. blind zin és erg, mér ziende blind nog mei (=je loopt beter tegen een gesloten deur dan voorbij een open) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. d'r is gien wolkje an 'e lucht (=alles loopt volgens plan) (Westerkwartiers)
  20. Da komt men Strot uet (=Dat loopt de spuigaten ui) (Herentals)
  21. da lëp makkemêntëg (=dat loopt niet van een leien dak) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. daaj bémmelt gét aof (=doe loopt af) (Bilzers)
  23. daaj hèt bang datse get verlies (=ze loopt met haar knieën tegen mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. dae hèt de bibbërëbitsjës op zë lijf (=hij loopt te huiverenn) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. dae hèt mekans geen broek miei aon zën kont (=die loopt erbij als een voddenman) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. dae hèt viël zjaer bij (=hij loopt te pronken) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. Dae hiltj d'r zich lieëlik naeve (=hij loopt er de kantjes vanaf) (Weerts)
  28. Dae lupt d'r bi-j wie inge haofgehangene (=Hij loopt er onverzorgd bij) (Mechels (NL))
  29. dae löptj waat d’n hemel gaeve kan (=hij loopt zo hard hij kan) (Heitsers)
  30. dalijk breekt de pleuris uit (=straks loopt het uit de hand) (Rotterdams)
  31. das hie presies eu kiekekot (=waar men zo maar binnen en buiten loopt) (Buggenhouts)
  32. das te laus èn mëne pëls (=die loopt me voortdurend voor de voeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Dat geet waaj e fleetsje van ' n sênt (=Dat loopt van een leien dakje) (Bilzers)
  34. dat gijt niet geliek op (=dat loopt niet synchroon) (Westerkwartiers)
  35. dát is ein trámpelgauws (=iemand die besluiteloos heen en weer loopt) (Steins)
  36. dat loopt als gesmeerd (=da geet waajne poeppestront) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. dat lopt kris kras deur 'n anner (=dat loopt van alle kanten uit doorelkaar) (Westerkwartiers)
  38. dat lopt met 'n sizzer oaf (=dat loopt met een sisser af) (Westerkwartiers)
  39. dat lopt spoak (=dat loopt vast) (Westerkwartiers)
  40. Dat löpt wie ein tiet!! (=Dat loopt op rolletjes!!) (Steins)
  41. Dau ljeupt eum mé zn zatte botte (=Daar loopt hij stomdronken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  42. de iene boer vroagt an den nare boer, wei giet het be oer pjerd me pjerd da giet nie da lupt, en wei lupt oer pjerd oh het giet (=de ene boer vraagt aan de andere boer hoe gaat met Uw paard de boer antwoord mijn paard gaat niet, dat loopt, en hoe loopt Uw paard oh het gaat) (Heusdens)
  43. de knienen loopt lös in 't hok (=ze draagt geen bh onder haar shirt) (Sallands)
  44. dé luptj wi-j un tiet (=dat loopt op rolletjes) (Budels)
  45. De reuzel loopt m'n reet uit (=Ik heb het warm) (Rotterdams)
  46. De reuzel loopt mijn reet uit (=Het is snikheet) (Westlands)
  47. de vès begint altijd ieës te stinke bij de kop (=het loopt altijd eerst mis bij de leiding) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. De zever loëpt nou al m’n móngd uit! (=Het water loopt me al in de mond!) (Huizers)
  49. Delops mich in den hinger (=Je loopt in de weg.) (Nuths)
  50. den deesn bolt goe (=deze loopt soepel (auto, fiets, kruiwagen) ) (Waregems)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen