26 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `jan`
- beter blode jan dan dode jan (=het is beter zich laf blood te gedragen, dan te sterven, dood te zijn)
- boven jan zijn (=uit de problemen zijn)
- de grote jan uithangen (=je groot voordoen)
- een hele jan zijn (=een grote vent zijn)
- een jan-contant (=solide koopman / iemand die contant betaalt)
- een jantje-secuur (=iemand die uiterst nauwgezet werkt)
- een slap jantje zijn (=een sukkel zijn)
- erbij staan voor jan met de korte achternaam (=geen zinvolle activiteit hebben)
- geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
- het huishouden van jan Steen (=een slordige boel)
- iets voor jan Joker doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
- iets voor jan Lul doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
- jan Boezeroen (=de arbeiders)
- jan en alleman (=iedereen)
- jan en heel de wereld (=iedereen)
- jan Pet en Piet Boezeroen (=de arbeiders)
- jan Rap en zijn maat (=het gewone volk)
- jantje Contrarie (=iemand die nooit akkoord is)
- jantje lacht en jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
- je er met jantje-van-leiden afmaken (=onzorgvuldig zijn en weinig aandacht aan het werk besteden)
- jongens van jan de Witt (=dappere jongens zijn)
- leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
- redenering van jan Kalebas (=dwaze onlogische redenering)
- ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
- van jan Pet (=onverzorgd, waardeloos)
- wat jantje is zal jan worden. (=wel ouder worden maar dezelfde streken houden)
9 betekenissen bevatten `jan`
- bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad gaan)
- ketters wonen het dichtst bij de paus (=de beste vrienden van een machtig man zijn vaak zijn grootste vijanden)
- het paard van Troje binnenhalen (=door onnadenkendheid of onnozelheid de vijand toelaten)
- je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade gaan)
- er een potje van maken (=er een janboel van maken)
- vurige kool op iemands hoofd stapelen (=iets goeds doen voor een vijandig persoon)
- effen rekening maakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
- als Ieren en Britten op één land (=twee aartsvijanden in één ruimte)
- de horens laten zien (=zich vijandig tonen)
50 dialectgezegden bevatten `jan`
- 't es rosse jan (=er is ruzie in huis) (winksels)
- 't is 'n huusholling van jan Steen (='t is daar een ongeregelde bende) (Westerkwartiers)
- 't is doar 'n huusholling van jan steen (=het is daar een janboel) (Westerkwartiers)
- a go bè jan en allemaun (=hij gaat bij iedereen) (Meers)
- ajé van jan (=hij heeft het zitten) (Antwerps)
- Aolle jan Toezel (=Niet goed nadenkend persoon) (drents)
- As met Sunt jan de lindebomen bluit, hej de rogge riep met Sunt Job (=Boerenwijsheid) (Drents)
- asj op Sint jan raengeltj, vergieëriêptj 't koeëre (is dan te vroeg rijp) (=weerspreuk) (Weerts)
- Bij Zjang van Merie en zoën Fons kochte vür ooze roje Flandria brommer, dae goeng wol 90 per oer.jang doeg de viloos mèr Fons sliëtelde giën on brommers, totter zelfs brommercrosse ènrichde aater de joengessjoël (nau Kapelhof) (=Bij Jacqmaer kocht de jeugd de snelle rode Flandria bromfiets. Terwijl jan de fietsenklaten hielp, Marie de benzinepomp, was Fons bezeten van motoren, hetgeen ontaardden in brommercrossen in de kloosterbeemden, het huidige Kapelhof) (Munsterbilzen - Minsters)
- bluffen (=de graute jan authange) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae niks van ziéne Jân maaktj, es neet geteltj (=Je moet niet te bescheiden zijn) (Weerts)
- dao is alles naovenant: de pispot op de taofel en de kjeskomp ònger 't bèd (=dat is een huishouden van jan Steen) (Aelsers)
- das ne jan men kloete (='t is een nietsnut) (Munsterbilzen - Minsters)
- de fëlle/graute jan authange (=zich beter voordoen, bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de graute jan authange (=bluffen) (Bilzers)
- de graute jan authangë (=hoog van de toren blazen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de graute jan authange (=bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de griuëde jan uidaën (=grote sier maken) (Kaprijks)
- de griuëde jan uitaën (=veel noten op zijn zang) (Kaprijks)
- De groeëte jan oëthangë (=Veel geld uitgeven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de grooët'n jan uutangn (=grote sier maken) (Veurns)
- De grooët' n jan uutang' n (=Veel poeha verkopen) (Veurns)
- de grooëtn ofgeevn (=de grote jan uithangen) (Veurns)
- de grujete jan uitangen (=gaan plassen (man)) (Meers)
- de grute jan uithangen (=de minjheer spelen) (Lovendegems)
- de gruute jan uithange (=verteren, geld opmaken) (Gents)
- de maan oiëthangen / de groeëte jan oiëthangen (=zich tonen) (Liedekerks)
- de sjaune jan authange (=je mooier voordoen dan je bent) (Munsterbilzen - Minsters)
- den Bruno of de jan (=coolste kerel van de stad) (Antwerps)
- Eh je jan Tuf Nag zien? (=Heb je jan Tuf nog gezien) (Volendams)
- gart jan de kant (=maak je weg) (Lichtervelds)
- ge moe jan tgès oedn (=je moet je best doen) (Lichtervelds)
- graute jan authange (=bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- He'j 't warm. kroep in'n darm. He'j 't kold: kroep in't holt. He'j dös, gao naor jan Terhös. Den hef 'n hundjen, den pies ow lieke in't mundjen (=Als iemand klaagt over de warmte) (achterhoeks)
- het rit van jan Hup (=lichtzinnig (e) meisje (s) ) (Drents)
- hij is boov'm jan (=hij heeft het financiëel goed voorelkaar) (Westerkwartiers)
- hij is weer boov'm jan (=hij heeft de problemen overwonnen) (Westerkwartiers)
- hij slagt ien 't ronde as Maal' jan ien 't hoenderhoek (=onbezonnen gaat hij te keer) (Westerkwartiers)
- huishouden van jan Steen (=rommelig huishouden) (Antwerps)
- in zn vel at n nie estropt is (=waar is jan) (Zeeuws)
- ja dag jan (=het is niet waar) (Hals)
- jan ef al weer een ni'je piere an d'engelder (=jan probeert voor de zoveelste keer wat nieuws.. jan heeft weer een meisje) (Giethoorns)
- jan ef al weer een ni'jee piere an d'engel (=Hij heeft al weer een ander meisje, Ook, jan probeert iets nieuws) (Giethoorns)
- jan ef de vrouwe in bedde (=De vrouw van jan ligt in de kraam) (Giethoorns)
- jan en klein Peerke (=Iedereen) (Sint-Katelijne-Waver)
- jan ha sjoen sjoehn oan. (=jan had schone schoenen aan.) (Genker)
- jan hoagel en zien grootmoeke (=jan en alleman) (Westerkwartiers)
- jan is grutter as Pyt (=jan is groter dan Piet.) (Fries)
- jan men voeten (=iemand met veel eigenwaan) (Antwerps)
- jan moejal (=iemand die zich met alles bemoeit) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen