Spreekwoorden met `innen`

Zoek

29 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `innen`

  1. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  2. beminnen als het licht van zijn ogen (=erg graag zien)
  3. binnen de kortste keren (=heel snel, bijna onmiddellijk)
  4. binnen de lijntjes kleuren (=netjes handelen, niets doen wat niet mag)
  5. binnen de perken blijven (=zodanig beperkt blijven dat het niet te veel overlast of schade veroorzaakt)
  6. binnen mikken zijn (=geborgen zijn)
  7. binnen zijn (=geborgen zijn)
  8. binnenskamers gebleven (=geheim gebleven)
  9. dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
  10. de aap binnen/weg hebben (=het geld ontvangen hebben)
  11. de appel wegdragen/winnen (=als schoonste erkend worden)
  12. de lading binnen hebben (=dronken)
  13. door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)
  14. er zijn zinnen op zetten (=iets graag willen hebben)
  15. gekroesd haar, gekroesde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  16. gekruld haar, gekrulde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  17. het paard van Troje binnenhalen (=door onnadenkendheid of onnozelheid de vijand toelaten)
  18. het pleit winnen (=de zaak winnen)
  19. iets met de moedermelk binnenkrijgen (=iets leren in de eerste levensjaren)
  20. je schip is binnen (=hij heeft zijn fortuin gemaakt)
  21. kroes haar kroeze zinnen (=iemand met gekruld haar is wispelturig)
  22. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  23. met een schone lei beginnen (=opnieuw mogen beginnen, zonder dat misstappen uit het verleden nog zichtbaar zijn)
  24. naar binnen spelen (=opeten)
  25. niets kunnen binnenkrijgen (=niet kunnen eten)
  26. te binnen schieten (=er plots aan denken)
  27. veld winnen (=steeds belangrijker worden)
  28. voor de bui binnen zijn (=voordat het slechter wordt genoeg verdiend hebben)
  29. zoveel hoofden, zoveel zinnen (=iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen)

51 betekenissen bevatten `innen`

  1. de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
  2. de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
  3. wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (=als je je goede naam verliest is die haast niet terug te winnen)
  4. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  5. van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)
  6. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  7. aan de slag gaan (=beginnen te werken, starten)
  8. er voor gaan (=besluiten aan een onzekere onderneming te beginnen en zich er volledig voor in te zetten)
  9. beter onbegonnen dan ongeeindigd (=beter niet beginnen als men het niet kan afwerken)
  10. geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
  11. in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
  12. in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
  13. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  14. uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
  15. dat vlas is niet te spinnen (=daar is niets mee te beginnen)
  16. fris gewaagd is half gewonnen (=de moedigste heeft de meeste kansen om iets te winnen)
  17. de poppen aan het dansen (=de ruzie of problemen kunnen beginnen)
  18. het pleit winnen (=de zaak winnen)
  19. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  20. het bijltje zoeken (=een excuus of uitweg verzinnen)
  21. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  22. je handen jeuken (=er erg veel zin in hebben te beginnen)
  23. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  24. tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
  25. het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
  26. een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
  27. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  28. niet om de knikkers, maar om het spel (=het gaat niet om het winnen, maar om het spel)
  29. voor de deur staan (=ieder ogenblik kunnen beginnen, komen)
  30. uit de duim zuigen (=iets verzinnen)
  31. mijn vingers jeuken (=ik heb zin om eraan te beginnen)
  32. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  33. in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
  34. denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog. (Guido Gezelle) (=maak een plan alvorens ergens aan te beginnen, en stel tijdens de activiteit het plan bij indien nodig)
  35. de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
  36. met iemand in zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)
  37. met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
  38. hard tegen hard gaan (=niemand die wil toevoegen en er beide voor gaan om te winnen)
  39. met een schone lei beginnen (=opnieuw mogen beginnen, zonder dat misstappen uit het verleden nog zichtbaar zijn)
  40. iets op het tapijt brengen (=over een onderwerp beginnen (te praten))
  41. hoe later op de avond/dag hoe schoner volk (=schertsend gezegd bij het laat binnenkomen van vrienden of familie)
  42. een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
  43. wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
  44. iemand zien aankomen (=weten waar hij over zal beginnen, zich er alvast tegen wapenen)
  45. ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
  46. met de winst strijken. (=winnen)
  47. de palm wegdragen (=winnen)
  48. in de wacht slepen (=winnen - verwerven)
  49. een Pyrrhusoverwinning behalen (=winnen wat zoveel heeft gekost dat je de volgende ronde niet meer aan kan)
  50. de bovenhand krijgen (=winnen, zegevieren)

2 dialectgezegden bevatten `innen`

  1. Das nog te slegtt vur innen ezel zen oewer te giete! (=Dat is niet lekker!) (Beverloos )
  2. innen opduun (=Trakteren) (Spalbeeks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen