Spreekwoorden met `het hart`

Zoek

23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het hart`

  1. bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
  2. een pak van het hart (=een grote opluchting)
  3. heb het hart eens (=heb de moed om dat te doen. (Eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen))
  4. het hart ergens aan ophalen (=ergens van genieten)
  5. het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
  6. het hart in de schoenen zinken (=alle moed en hoop verliezen om problemen op te lossen)
  7. het hart op de goede plaats hebben (=een oprecht en menslievend karakter hebben)
  8. het hart op de lippen hebben (=over zijn emoties durven praten - alles zeggen wat men denkt)
  9. het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
  10. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  11. het hart op de tong hebben. (=zeggen wat je er van vindt)
  12. het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
  13. hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
  14. iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
  15. iets op het hart hebben (=iets te vertellen hebben)
  16. met de hand op het hart (=eerlijk en gemeend)
  17. om het hart slaan (=schrik bezorgen)
  18. op het hart binden (=met de grootste nadruk zeggen)
  19. op het hart drukken (=met de grootste nadruk zeggen)
  20. uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
  21. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  22. waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
  23. wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert (=wat je niet ziet en niet weet heb je ook geen last)

15 dialectgezegden bevatten `het hart`

  1. babbële waaj ë mertwijf (=het hart op de tong hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. baeter kaa haan dan e kaat hat (=krijgen vult de handen, geven het hart) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. baukpaajn hëbbe (=pijn in het hart hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. Da is me ôn t hart geliige (=Dat ligt me naar het hart) (Berghems)
  5. de mûle seit wolris wat dêr't hert gjin diel oan hat (=De mond spreekt wel eens over waar het hart geen deel aan heeft.) (Fries)
  6. G'èt giën èt. (=Je durft niet / Je hebt het hart er niet toe.) (Merchtems)
  7. hae wor ter nie goed van (=de cardioloog was er het hart van in toen zijn patiënt stierf) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. Haw it hert ris yn 'e bealch (=Heb het hart eens in je lichaam) (Fries)
  9. ichkan er nie euver zwe`ge (=waar het hart van vol is, loopt de mond van over) (Heusdens)
  10. iemand kreite (=iemand treiteren, het hart uithalen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. iemëd goed traeê (=iemand in het hart raken (trappen)) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. Liefde doert langer mét stil te kalle en hel te liege (=Liefde komt méér uit het hoofd dan uit het hart) (Bilzers)
  13. mi pèen in 't ert, mi ertziër (=met pijn in het hart) (Wichels)
  14. nen daog zonder laach, ésne verloeëre daog (=lachen is muziek voor het hart) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Se is nagol sééggerig (=Ze heeft het hart op de tong) (Texels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen