Spreekwoorden met `hals`

Zoek

10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hals`

  1. alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
  2. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  3. de strop om de hals doen (=iemand in uiterste problemen brengen)
  4. er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
  5. hals over kop (=ondoordacht snel)
  6. iets op de hals halen (=je met een probleem laten opzadelen)
  7. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  8. om hals brengen (=iemand doden)
  9. op de hals schuiven (=opzadelen met)
  10. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)

Eén betekenis bevat `hals`

  1. het Trojaanse paard inhalen. (=ze hebben zichzelf een ramp op de hals gehaald)

25 dialectgezegden bevatten `hals`

  1. 't Kwam mij dwars veur de hals te zitten (=Ik kon het niet door de keel krijgen) (Drents)
  2. Achter oet ' n hals komm' (=Schreeuwen van woede) (Twents)
  3. achter oet'n hals proaten (=bekakt praten) (Twents)
  4. at ze breidsje gebakken ès, moessët doëviër nog nie hals iëver kop opaete (=geniet rustig van de rijkelijk leventje) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. dae es met spek braoje oet de pan gesprônge (as 'nne herst) (=onnozele hals) (Weerts)
  6. dae kiektj of d’r haver mót pikke oet ein spakan (=hij heeft een bleek, mager gezicht (spakan = kan met enge hals om gist te bakken, daar krijg je niet gemakkelijk wat uit gehaald)) (Heitsers)
  7. de klötte uutgehald hèbbe (=Problemen op je hals halen) (Genneps)
  8. Die ef de hals dikker as 't eufd (=Dat is een dik persoon) (Giethoorns)
  9. doe bès mich eine erme hals (=jij verdient compassie, medelijden) (Heitsers)
  10. doeë hëbste wir get opgelojd (=daar heb je weer wat op je hals gehaald (vriend, vriendin, werk)) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. doet gien malleure! (=haal je niks op de hals) (Heusdens)
  12. è is 't fas af (=hij heeft zijn hals gebroken) (Denderleeuws)
  13. erre te berre kop over klaoten (=hals over kop) (Zeeuws)
  14. Hi'j ef um wat te doen emeuken (=Hij heeft zich wat op de hals gehaald) (Giethoorns)
  15. hoddëldeboddël (=hals over kop) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. hotteldebottel (=hals over kop) (Opglabbeeks)
  17. höl euver tröl (=hals over kop) (Berg en Terblijts)
  18. hölleke oover bölleke (=hals over kop) (Tilburgs)
  19. I'j ef zich wat te doen emeuken (=Hij heeft zich wat op de hals gehaald) (Giethoorns)
  20. ieënen ba zènne skabernak pakken (=iemand in de hals vastpakken) (Meers)
  21. kop over had (=hals over kop) (Zeeuws)
  22. kumpke boedding (=onnozele hals) (Heerlens)
  23. mèt Sint Job paote ze de boeëne hals äöver kop, en dae neet anges kan dae paotj ze mèt Sint Jan (=vanaf begin mei kunnen bonen gepoot worden (naamdag Sint Job op 10 mei), uiterlijk eind juni kun je de laatste oogst bonen zaaien (naamdag Sint Jan op 24 juni)) (Heitsers)
  24. wat een hals(=wat een gek hè) (Utrechts)
  25. zeuk dao maar eine andere onnozele hals veur (=voor dat karretje laat ik mij niet spannen) (Venloos)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen