Spreekwoorden met `gij`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gij`

  1. de dorsende os zult gij niet muilbanden (=iemand die voor je werkt moet je goed behandelen)
  2. denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog. (Guido Gezelle) (=maak een plan alvorens ergens aan te beginnen, en stel tijdens de activiteit het plan bij indien nodig)
  3. een heet hangijzer (=een moeilijk onderwerp waar veel discussie over bestaat)
  4. heden ik morgen gij (=oud grafschrift: gedenk, lezer, dat jij ook zal sterven)
  5. met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
  6. op het gijpen liggen (=stervend of totaal buiten adem zijn)

50 dialectgezegden bevatten `gij`

  1. a bajoat gij (=dat is zeker) (Moes)
  2. aarde gij wir posjus ghe-te? (=waar kwam je voor je werk zo laat vandaan?) (Oudenbosch)
  3. as gij oewe kop mar houw (=als jij je mond houd) (Geldermalsens)
  4. As hij ien de Maos springt, springde gij der zeker ok ien? (=naäpen leidt tot niks) (Genneps)
  5. as moin tante wielekes at, was' t e keireke (=gij hebt voor alles een excuus) (Buggenhouts)
  6. As slummeke slum dood is muegde gij dem zijn (=Als iemand iets heel dom gezegd heeft) (Herentals)
  7. as zëne kop op e verke stond, oet niemed nog heekeis (=gij zijt mij een lelijke!) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. aste dèk janks, hoestë nimei te pisse (=gij zijt me toch een huilebalk) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. at zowijtis kunde gij niks meeneme (=een doodshemd heeft geen zakken) (Oudenbosch)
  10. begrepte gij da nou? (=dat is toch niet te geloven) (Oudenbosch)
  11. Bende gij al bij de akkeliete? (=Ben jij al lang misdienaar?) (Helenaveens)
  12. Bende gij doof ofzo? (=Kun je me niet verstaan?) (brabants)
  13. Bende gij gek? (=Ben je gek?) (Bredaas)
  14. bende gij nouw hellemoal gek geworre? (=ben je nou helemaal gek geworden?) (Brabants)
  15. Bende gij verschote? / Schrokte gij? (=Schrok jij?) (Helenaveens)
  16. bij dun bunker motte gij rechs (z) af (=van Oudenbosch via de Zeg naar Roosendaal) (Oudenbosch)
  17. bliefde gij ne botteram (=wil je een boterham) (Oudenbosch)
  18. da dërstë nie (=dat kunt / durft gij niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. da gij de nie deur het (=dat jij dat niet door hebt) (nieuwkuijks)
  20. Da hedde gij goe begaojd (=Dat heb je goed verprutst) (Bredaas)
  21. Da hedde gij goed gedoan! (=Dat heb je goed gedaan!) (Eindhovens)
  22. da jak aadde gij gere genog aangat gat (=die jurk had je best willen dragen) (Oudenbosch)
  23. da minde gij nie (=dat meen je niet) (nieuwkuijks)
  24. Dá witte gij tó nie (=Dat weet jij niet) (Bosch)
  25. Da witte gij toch nie! (=Daar weet jij toch niets van!) (Eindhovens)
  26. da zeejde gij (=dat heb jij gezegd) (`t-Heikes)
  27. da ziede gij mar wir (=je ziet hoe dit uitpakte) (Oudenbosch)
  28. da's den iejste varkespuujt da'k vandoag vast pak (=gij zijt de eerste mens die ik vandaag een hand geef) (lenniks)
  29. daddaarde gij ok nie gekund (=welbeschouwd lag dit ook niet binnen je bereik) (Oudenbosch)
  30. dae hèt me (r) verstand èn éne vinger, dan dich èn een heil hand (=die is verstandiger dan gij) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. dae mins hét mei verstand én éne vinger, dan dich én zen heil hand (=die is slimmer dan 2 mensen gelijk gij) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. dan aade gij daor ok nog (=dan had je daar ook nog) (Oudenbosch)
  33. dan motte gij mar us kijke (=nou let maar op) (Oudenbosch)
  34. dank os Lieve Heir mér op zen blaute knieë (=hebt gij veel geluk gehad!) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. daor blefde gij meej oew tengels vanaf (=daar moet jij met je handen van afblijven) (Oudenbosch)
  36. daor blefde gij mooi blaauw van (=daar krijg jij lekker niets van) (Oudenbosch)
  37. Daor gade gij wostrout nie mee aflope (=Dat moet geheim blijven) (Oosterhouts)
  38. daor gaode gij nie mee kuiere (=die laat geen loopje met zich nemen) (Oudenbosch)
  39. daor komde gij zo nie mee klaor (=daar kom je zo niet van af) (Oudenbosch)
  40. daor kunde gij de kachel nie meej stoke (=dat brengt niets op) (Oudenbosch)
  41. daor kunde gij gewoon mee praote ennun potje bier mee drienke (=helemaal niet vreemd hoewel van ver komend) (Oudenbosch)
  42. daor kunde gij oew eige nouw nie so mee van afmaoke (=daar kom je zo niet van af) (Oudenbosch)
  43. daor motte gij fijn aantjes vor ebbe (=dat is een precies werkje) (Oudenbosch)
  44. daor zijde gij nog nie meej aon de nuuw erpels (=daar ben je nog niet mee klaar) (Oudenbosch)
  45. Dat zuuste nit mie (=Dat ziet gij niet meer) (Lanakens)
  46. de bès mich ë leed sjëndaol (=gij zijt me een lelijkerd -letterlijk en figuurlijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. de ketsheuvelze zegt: " dè witte gij nie!" (=iemand vraagt) (Kaatsheuvels)
  48. dè makte gij nie ut (=dat maak jij niet uit) (Bosch)
  49. dèh mindu gij nieh (=dat meen je niet!) (Nederasselts)
  50. Den burgemister zee tigge de Pestoor, ' ' Haawde gij ze mar stom, dan haaw ik ze wel erm' ' (=Burgemeester en de Pastoor) (Waalwijks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen