Spreekwoorden met `gene`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gene`

  1. aan gene zijde van het graf (=na de dood)
  2. als honden konden bidden zou het kluiven regenen (=als is een niet ter zake doende opmerking)
  3. van nul en generlei waarde (=waardeloos)
  4. voorkomen is beter dan genezen (=door voorzichtig te zijn kun je problemen en ongelukken voorkomen)

42 betekenissen bevatten `gene`

  1. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  2. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  3. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  4. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  5. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  6. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  7. het katje van de baan (=degene die baas speelt)
  8. de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
  9. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  10. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  11. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  12. uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  13. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  14. sijmen betaalt (=diegene die het minste verdient draagt de kosten)
  15. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  16. het haasje zijn (=diegene zijn die er voor opdraait, het slachtoffer)
  17. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  18. tussen wal en schip vallen (=er niet bij passen of genegeerd worden.)
  19. achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
  20. aan de beterhand (=genezend, herstellend)
  21. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  22. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  23. wie het eerst komt, het eerst maalt (=het wordt toegekend aan degene(n) die het eerst komt)
  24. het komt uit zijn koker (=hij is degene die het heeft bedacht)
  25. gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
  26. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
  27. iemand de ogen openen (=iemand inzicht geven in iets wat diegene nog niet doorhad)
  28. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  29. iemand ongesuikerd zeggen waar het op staat (=iemand ongegeneerd de waarheid zeggen)
  30. een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
  31. over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
  32. aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)
  33. aan de beterende hand zijn (=langzaam genezen, herstellen)
  34. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  35. een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
  36. een ziekte komt te paard en gaat te voet (=men wordt snel ziek maar genezen duurt lang)
  37. met de deur in huis vallen (=meteen ter zake komen / onmiddellijk over datgene beginnen waarvoor men kwam zonder)
  38. niet in tel zijn (=niet belangrijk genoeg zijn of genegeerd worden door anderen)
  39. het bier is niet voor de ganzen gebrouwen. (=niet iets verspillen aan degenen die het niet waarderen)
  40. iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
  41. een ziekte komt te paard en gaat te voet. (=snel ziek worden, maar langzaam genezen)
  42. ervaring is de beste leermeester (=van datgene dat je zelf hebt meegemaakt leer je het meeste)

50 dialectgezegden bevatten `gene`

  1. a gene sjnelle wingk. (WT) (=Bij de gure wind) (Mechels (NL))
  2. a gene sjnelle wink. (WT) (=bij de gure wind) (limburgs)
  3. A gene Voeleboan. (WT) (=Bos bij Mechelen) (Mechels (NL))
  4. as ich tich en mën twei haan nie hoch, dan zoech ich gene stiek (=gelukkig kan ik terugvallen op mezelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. aste geen boste hübs, hoeste toch ook gene soetjae (=als je geen voeten hebt, moet je toch geen schoenen) (Bilzers)
  6. aste mè zën 2 vieët opte grond blifs, zulste gene stap waajer koeëme (=standvastigheid is goed, maar als je vop ruit wil, moet je enig risico nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. d' affronten zanj afgeschaft vanas de skandoeëlen opgekommen zejn (=hij (zij) kent geen gêne) (Ninoofs)
  8. da hilt gene stiek (=dat klopt helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. da kan mich gene bal sjille (=dat interesseert me helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. da rok gene kant (=dat klopt niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. da wiët gene mins (=dat mag Joost weten) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae ès gene knab wieëd (=hij is geen 5-cent waard) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dae ès gene stamp onder zën Kl...wiëd (=hij is waardeloos) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dae ès gene stamp onder zen kloete wiëd (=die is gene eurocent waard) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae ès nog gene knab wieëd, gene stamp onder zën K... (=hij is nog geen cent waard, helemaal niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dae ès nog gene rotte frang wiëd (=hij is helemaal niets waard) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dae hèt et van gene vrëmde (=hij heeft een aardje naar zijn vaartje) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. dae hèt gene roje duit én zën maol (=die heeft genen euro op zak) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dae hèt gene roje op zën kl...... (=die is zo arm als job) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. dae hét gene rotte frang op zen miële (=hij is blut) (Bilzers)
  21. dae hét gene rotte knab op zën miële (=die is totaal blut -hij is zo arm als Job) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. dae kan nog gene liëge zak raechzètte (=die heeft geen verstand van werken!) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. dae kan nog gene naogel raech èn de moer kloppe (=die kan nog geen eenvoudige zaak oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. dae nie baute geet kraajg gene vi (=als je niet buitenkomt weet je niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. das gene kak (=dat is geen klein bier) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. das gene kak! (=dat is niet van de poes!) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. das gene kal, dat zèkstë toch nie (=wat zeg je me nu) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. das gene kattepis (='t is niet gemakkelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. das gene kènderkak (=dat is niet zo simpel) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. das gene kènnertak (=dat is geen klein bier) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. das gene kontraore (=die lijkt me best in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. das gene mutten (=die is slim) (Sint-Niklaas)
  33. das gene simpëlë (=dat is geen gemakkelijke in omgang) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. das gene vètte (=dat is niet veel zaaks) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. das gene vètte (=dat is niet veel speks) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. das gene vètte, doeë zulste geen dikke kieëtëLe van sjijte (=dat brengt niet genoeg op om van te leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. das gene zievëre (=die is niet helemaal te vertrouwen) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. das gene zievere (=daar is een geurtje aan) (Bilzers)
  39. das gene zievere (=die vertrouw ik niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. das gene zievërë kaffei (=dat is niet heel pluis) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. das gene zievëre kaffei (=hier is iets niet pluis) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. das nau ës gene kal, das kwatsj (=zoiets zeg je niet, dat is zever) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. das nie fet; das gene vetten (=dat resultaat valt tegen) (Sint-Niklaas)
  44. das ook gene vètte (=dat brengt ook niet veel op) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. dat doert den éne met de gene (=dat duurt een eeuwigheid!) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. dat rok gene kant (=dat is onjuist) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. dat wiët gene mins! (=wie weet?) (Bilzers)
  48. dat zal dich gene sjoj gaeve (=daar ben ik je dankbaar voor daar word je voor vergoed) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. de bès toch gene poeppëstront (=je bent toch niet te week !) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de hoes gene grond te hübbe vür ne boer te zin (=Landbouwers zitten in de stal, maar boeren zitten overal) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen