Spreekwoorden met `er op`

Zoek

35 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `er op`

  1. beer op sokken (=gezegd van een dik, plomp persoon)
  2. boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
  3. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  4. daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
  5. daar kun je donder op zeggen (=daar mag je zeker van zijn)
  6. de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  7. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  8. de klop is er op (=ze is 28 jaar)
  9. de spijker op de kop slaan (=de kern van de zaak benoemen)
  10. de vinger op de wond leggen (=precies aangeven waar het probleem zit)
  11. een beer op sokken (=een goedzak)
  12. een boer op klompen (=een lomperd)
  13. een kat komt altijd weer op zijn poten terecht. (=uiteindelijk komt het toch weer in orde.)
  14. een peer op hebben (=dronken zijn)
  15. een pleister op de wonde leggen (=iets troostends aanbieden)
  16. een pleister op een houten been (=een nutteloos voorstel)
  17. een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
  18. een veer op de hoed steken (=een compliment geven/krijgen)
  19. een veer op zijn muts steken (=een compliment geven/krijgen)
  20. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  21. er op gebrand zijn (=iets heel erg fijn vinden en er naar streven)
  22. er op hameren (=iets voortdurend benadrukken)
  23. er op inhaken (=reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan)
  24. er op zitten zweten (=er moeizaam of langdurig aan werken)
  25. het eten niet meer op kunnen. (=spoedig moeten sterven.)
  26. het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
  27. hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
  28. hoe later op de avond, hoe schoner volk. (=vriendelijke of juist schertsende verwelkoming van late bezoekers)
  29. hoe later op de avond/dag hoe schoner volk (=schertsend gezegd bij het laat binnenkomen van vrienden of familie)
  30. iemand een veer op de hoed steken (=iemand vertellen dat die z`n werk goed gedaan heeft)
  31. niet zuiver op de graat (=niet helemaal eerlijk)
  32. weer op de been zijn (=niet langer ziek zijn)
  33. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  34. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  35. zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)

24 betekenissen bevatten `er op`

  1. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  2. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  3. strijk en zet (=altijd weer opnieuw)
  4. terug naar af (=begin maar weer opnieuw)
  5. je in allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
  6. er prat op gaan (=erg trots over iets zijn en er over opscheppen)
  7. arbeid is voor de dommen. (=gezegd als je liever op twijfelachtige wijze geld verdient dan op een eerlijk manier)
  8. de vingers jeuken hem (=het bijna niet kunnen laten er op los te slaan)
  9. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  10. zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
  11. het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manier mee omgaan)
  12. tussen de vier muren (=in een kamer opgesloten)
  13. platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best)
  14. het oog is groter dan de maag (=meer op het bord scheppen dan er opgegeten kan worden)
  15. een toontje lager zingen (=minder opscheppen, minder grote mond hebben)
  16. in iemands schaduw staan (=niet opvallen omdat iemand anders meer opvalt)
  17. geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
  18. om de haverklap (=op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw)
  19. er op inhaken (=reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan)
  20. op hetzelfde aambeeld hameren/slaan (=steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen)
  21. oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
  22. een vrolijke frans zijn (=zeer opgewekt en blij zijn zonder zorgen)
  23. sine anno (=zonder opgave van jaar)
  24. sine loco et anno (=zonder opgave van plaats en jaartal)

50 dialectgezegden bevatten `er op`

  1. 't padje waarm holl'n (=voortdurend er op terug komen) (Westerkwartiers)
  2. aldermetteres uitverdan (=regelmatig er op uit (uitje) ) (Westfries)
  3. ao puntje bie paoltje komt (=als het er op aan komt) (Kortemarks)
  4. As 't em knep (=Als het er op aan komt) (Giethoorns)
  5. As 't em knip (=Als het er op aan komt) (Giethoorns)
  6. as 't vur niet is loûpe ze de benen van onder older gat (=als het gratis is komt iedereen er op af) (Sint-Niklaas)
  7. As de knieper an boord komp (=Als het gaat knijpen, als het er op aan komt) (Giethoorns)
  8. As de knieper. An boord ,komt (=Als het er op aan komt) (Giethoorns)
  9. assët op sjoêpsjaere aon kump (=als het er op steekt, bij tijds zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. asset trûm geet (=als het er op aankomt) (Bilzers)
  11. assët wattër tot aon zën kin (mond) steet (=als het er op aan komt) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. ast op schopscheiren ankûmt (=Als het er op aan komt) (Lommels)
  13. d'er attêjns op doen (=er op letten) (Kaprijks)
  14. dae hèt ën graute maul, mér ë kleen pietsje (=hij zet wel een grote mond, maar als het er op aan komt duikt hij weg) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae sjettert waaj n ekster (=ze kwetter er op los) (Bilzers)
  16. dat hètter viël van voert (=dat lijkt er op) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Dat staat er op as haor op een hond (=At staat heel dicht, b.v. gras) (Giethoorns)
  18. de moes geen aa sjoen voertdoen, vÛrdaste nauw hübs (=zorg altijd dat er op tijd vervanging is) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. de sléét zit er op (=het is aan het versleiten) (`t-Heikes)
  20. de wiës toch goed ze héndsje oëpe te haage (=als het er op aan komt, weet je toch goed je hand open te houden om mee te profiteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. die komt er op gien stukk'n noa (=die komt er bij lange na niet) (Westerkwartiers)
  22. Die zit er op as een bok op een aeverkiste (=Er heftig en intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
  23. Die zit er op as een bok opeen aeverkiste (=Er intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
  24. dinn löt zich nie lös da hof he ok niks te veraantwoordn. (=hij doet niet schrijlings, dan kan met hem ook niet er op aanspreken) (Vechtdals)
  25. drek trapturop (=zo meteen ga je er op staan) (Brakels (gld))
  26. drònger rungele (=er op los slaan) (Steins)
  27. effe n nessie leeghalen (=Vrienden er met elkaar er op uit) (Westfries)
  28. er op trekken (=lijken op) (Sint-Niklaas)
  29. erinvliegen (=er op los gaan) (Lovendegems)
  30. haawt ur èèreg in (=wees er op bedacht) (Tilburgs)
  31. het geet bergaof mettem (=hij gaat er op achteruit) (Bilzers)
  32. hij is deur de moaz'n van 't net kroop'm (=hij is er op een slinkse manier langsgeglipt) (Westerkwartiers)
  33. Hij zit eroep gescherrremeerd. (=Hij zou graag willen. Hij is er op belust.) (Schunnebroecks)
  34. IJ ziet 'r pontificaal uit. (=er op z'n best gekleed uit zien) (Bergs)
  35. je vreet wat de pot schaft (=je eet wat er op tafel staat) (Westlands)
  36. kakele kinne ze allemaol, mer eier lègke det is get angers (=ze kunnen goed praten, maar als het er op aan komt dan…) (Heitsers)
  37. Maondag visite, de heule week visite (=Als er op maandag visite komt wordt dit vaak gezegd:) (Utrechts)
  38. mien hand'n jeuk'n mij (=graag zou ik er op in slaan) (Westerkwartiers)
  39. Nao de sch^ol gingen de keinder duk op schabbelebonk (=Na schooltijd gingen kinderen vaak er op uit) (Ewijk (Euiwwiks))
  40. oat ol te schytn komt (=als het er op aan komt) (Lichtervelds)
  41. Óp jats goeë. (WT) (=er op uit gaan) (Mechels (NL))
  42. Op schabbelebonk gaon (=er op uit gaan zonder duidelijk doel) (Ewijk (Euiwwiks))
  43. Spattele waaj nen dievel ént wijwottervaot (=als het er op aankomt zijn we tot veel in staat) (Bilzers)
  44. T'est ne giël (=Hij gelijkt er op) (Harelbeeks)
  45. ten blakke gao (=er op uit trekken) (Heezers)
  46. trop los teire (=er op los slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. van dik hoot planke zaege (=er op los leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. Was er oep tellevies vandoag? (=Wat is er op de televisie vandaag?) (Geels)
  49. Wè moet er op ' t kenèèn, wè (=mevrouw wat moet er op het konijn, wijn of azijn?) (Tilburgs)
  50. z'oot er eur buuën'n op te wieëk gelaaed (=ze had er op gehoopt) (Wichels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen