Spreekwoorden met `er aan`

Zoek

20 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `er aan`

  1. avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
  2. boter aan de galg smeren (=tevergeefse moeite doen, iets zal niet helpen)
  3. de lier aan de wilgen hangen (=zijn bezigheden stopzetten)
  4. de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
  5. de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
  6. de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
  7. de vloer aanvegen met iemand (=iemand gemakkelijk kloppen/verslaan)
  8. een adder aan zijn borst/boezem koesteren (=iets doen voor een ondankbaar iemand)
  9. er aan bekocht zijn (=een slechte koop doen)
  10. er peper aan eten (=duur betalen)
  11. er staat een beer aan het hek te rammelen. (=naar het toilet moeten)
  12. geen haar op mijn hoofd die er aan denkt (=ik wil hiermee niet akkoord gaan)
  13. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  14. het is boter aan de galg gesmeerd (=het is zinloos, het kan niet helpen)
  15. het is weer aan (=ze hebben weer verkering)
  16. je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
  17. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  18. met een rode letter aangetekend staan (=duidelijk vermeld , zodanig dat het zeker niet vergeten wordt)
  19. wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
  20. zonder aanzien des persoons (=zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat)

25 betekenissen bevatten `er aan`

  1. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  2. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  3. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  4. het sop is de kool niet waard (=een onderwerp is te onbelangrijk om er aandacht aan te geven)
  5. het niet meer kunnen navertellen (=er aan sterven)
  6. er niet van tussen kunnen (=er aan vastzitten)
  7. iets laten zwemmen (=er geen aandacht meer aan besteden)
  8. er schuilt iets achter (=er is meer aan de hand dan op het eerste gezicht lijkt.)
  9. de room is er af. (=er is weinig meer aan te verdienen)
  10. uit het oog verliezen (=er niet meer aan denken)
  11. voor ogen (=er steeds weer aan denken)
  12. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  13. daarmee is de kous af. (=er wordt geen aandacht meer aan gegeven)
  14. gas terugnemen (=het iets rustiger aan gaan doen)
  15. een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
  16. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
  17. een knoop in zijn zakdoek leggen (=iets doen om ergens zeker aan herinnerd te worden)
  18. de overhand hebben (=iets is meer aanwezig dan het ander / meer invloed hebben)
  19. liever lui dan moe (=liever niet werken, het liever aan anderen overlaten)
  20. het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
  21. bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
  22. op een andere leest schoeien (=op een andere manier aanpakken)
  23. bekeken zijn (=op orde zijn, niets meer aan hoeven doen)
  24. een Pyrrhusoverwinning behalen (=winnen wat zoveel heeft gekost dat je de volgende ronde niet meer aan kan)
  25. in zijn schulp kruipen (=zich in zichzelf terugtrekken, niet verder aandringen)

47 dialectgezegden bevatten `er aan`

  1. (herinnuhr mij er an) ik be net un zeef (=Ik ben erg vergeetachtig Herinner mij er aan ik ben erg vergeetachtig.) (Utrechts)
  2. as het raengert, doen vae waaj èn mestriech, vae loeêten het mér valle (=wat ga je er aan doen, als het wil regenen, regent het maar) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. as je 't over de duvel hemm'm, trap je 'm op zien steert (=men praat over iemand en juist dan komt die er aan) (Westerkwartiers)
  4. de nachschuit weer in gaon (=de winter komt er aan) (Culemborgs)
  5. der aan wie verkes willem (=er aan wie varkens willem) (Limburgs)
  6. der an (=er aan) (Twents)
  7. Drie vingers, pink en doim! (=Wat is er aan de hand?) (Zaans)
  8. friemëlë en frutsë (=met de vingers draaien en er aan prutsen) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. Ge zotj skirren en beven asker op peist (=Je zou schrikken en beven als je er aan denkt) (Nieuwerkerks)
  10. he-j 't der naor (=ben je zover, ben je er aan toe) (Sallands)
  11. he'j 't ter noar (=ben je zover, ben je er aan toe) (Vechtdals)
  12. he'j t r noar? (=ben je zover, ben je er aan toe?) (Twents)
  13. het aon zën KL....hëbbe (=er aan zijn voor de moeite) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Hij eent oa zijne schreper (=Hij heeft het zitten , hij is er aan) (Overmeers)
  15. hij kwam ' er aan met ' n rötgang (=hij kwam aanrijden met een noodgang) (Westerkwartiers)
  16. ich moet nog al reeke vër traoën te konne (=ik moet mijn armen ver uitrekken om er aan te kunnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. ie lop ter an te zeuln (=er aan trekken) (Zeeuws)
  18. ijis onderwege (=hij komt er aan) (Oudenbosch)
  19. Ik ben ur nie op agteruit gegon (=Ik heb er aan verdiend) (Heezers)
  20. jis dao gezet (=hij komt er aan) (Kortemarks)
  21. men holdt zich op de vlakte (=men durft niet te zeggen wat er aan de hand is) (Westerkwartiers)
  22. nie te vele parlesanten, begunt d'ran (=stop met je flauwekul hierover, begin er aan) (Wevelgems)
  23. onne gang sjiëte (=er aan beginnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. schijt er aan hebben (=er niets om geven) (Bargoens)
  25. tër kop en k...aoën ènsjiete (=alles er aan verliezen) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. wa doe t'er op? (=wat is er aan de hand?) (Bergs)
  27. Wa ist derke (=Wat is er aan de hand meisje) (eindhovens)
  28. Wa nen boel è dadiere? (=Wat is er aan de hand?) (Deinzes)
  29. Wa schilter (=Wat is er aan de hand) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  30. wa schiltur (=wat is er aan de hand) (Hulsters (NL))
  31. wad 'edde doar oan (=wat heb je er aan) (Wichels)
  32. wad-est er, wa schilt er (=wat is er aan de hand) (Wichels)
  33. was da nou wir? (=wat is er aan de hand?) (Bredaas)
  34. wat doo-j der an (=wat doe je er aan) (Twents)
  35. Wat ha-j? (=Wat is er aan de hand?) (Vechtdals)
  36. Wat is er loos (=Wat is er aan de hand) (Urkers)
  37. wat is ter allemaal an de zais? (=wat is er aan de hand?) (Westlands)
  38. wat is't (=wat is er aan de hand) (Vechtdals)
  39. Wat schort er an (=Wat is er aan de hand) (Slands)
  40. Wat tuujt 't (=Wat scheelt er aan) (Mechels (NL))
  41. Watskebuurt, abi? (=Wat is er aan de hand?) (Amsterdamse straattaal)
  42. We koomt eran (=We komen er aan) (Hoogeveens)
  43. weet'n woa dat 'n oend èboeng'n ligt (=weten wat er aan schort) (Veurns)
  44. wot sjilt troën; wot sjilter; wots loos (=wat is er aan de hand?) (Bilzers)
  45. zen K... troën vaege (=zijn voeten er aan vegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. zën klitse troën vaege (=zijn voeten-kloten- er aan vegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. zoas 't reilt en zeilt (=zoals het er aan toe gaat) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen