2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `domme`
- arbeid is voor de dommen. (=gezegd als je liever op twijfelachtige wijze geld verdient dan op een eerlijk manier)
- je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
6 betekenissen bevatten `domme`
- een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
- een Kampersteur (=een domme streek)
- een flater slaan (=een nogal domme fout maken)
- de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
- in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
- de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
50 dialectgezegden bevatten `domme`
- 'n houwbank vanne vrommes (=domme vrouw) (Hamonter)
- 't Brand gjeen licht bovn (=Over een domme persoon) (maldegems)
- A va skipenaus gebaurn (=Je van domme laten, doen alsof je het niet begrijpt) (Liedekerks)
- a'j ow van 't domme hold hoe'j ow ok niks te verantwoordn. (=als je niet te veel zegt / doet kan men je ook niet beschuldigen) (Vechtdals)
- Aa doe van kroemmenaus (=Hij houdt zich van den domme) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Ai komt van Lillo (=Hij houdt zich van de domme) (Hulsters (NL))
- as slumke doeëd is, kriegs dich zien möts (=reactie als iemand een domme vraag stelt) (Heitsers)
- daaj stond ziëker vanaater èn de raaj waaj Kritës hiësëne autdeelde (=wat een domme trut!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae maak vläög. (=Die haalt domme streken uit.) (Gelaens (Geleens))
- de bès nen loempen aajl (=wat ben je toch dom (als een domme uil)) (Munsterbilzen - Minsters)
- De kins d' n aezel waal nao de baek leie maar um doon zoèpe kanste neet (=domme mensen kan men niet alles leren) (Venloos)
- de kons zen kie wol èn den Demer dauwe, mèr ze doen zwümme konste nie (=domme mensen zullen nooit wat bijleren) (Munsterbilzen - Minsters)
- den domsten boer ee de dikste petetten (=domme mensen hebben het meeste geluk) (Lokers)
- den eul eutangn (=domme dingen doen) (Maldegems)
- det is ouch eine sjoeëne, zag de aap, toen zaag d’r zien jóng (=een domme opmerking maken) (Heitsers)
- diech vaan d'n domme hawwe (=stommetje spelen) (Mestreechs)
- Diene / diej es te stoem om oan een koei heur gat goan HOLA te roepe! (=Dat is een heel domme man / vrouw) (Leuvens)
- doen da ge zot zaa (=zich van de domme houden) (Heist-op-den-Berg)
- doen of a' je van Lillo komt (=zich van den domme houden) (Hulsters (NL))
- domme triene (=dom meisje) (Knesselaars)
- domme veerljoar (=eerste drie maanden van een baby, als deze veel slaapt) (Epers)
- dwoaze kalle (=domme vrouw) (Zottegems)
- e kienekalle (=domme vrouw) (Veurns)
- e rezonnement (ge) lak een polissemoets zonder voejering (=een domme redenering) (Leuvens)
- Hae deit wie Henske de gek (=Hij houdt zich van de domme) (Sittards)
- hij holdt zich van de domme (=hij doet alsof hij dom is) (Westerkwartiers)
- hol op te tjauwel´n (=hou op met dat domme gepraat) (Westerkwartiers)
- Ich vroëg toch ook nie offen koe het graos datse it lekker vénd (=Stel niet zulke domme vragen) (Bilzers)
- ij weet van achter nie dat ij van veure leeft (=Een domme persoon) (Lokers)
- ik komme van Bru en ik wete van niks (=zich van de domme houden) (Zeeuws)
- je gebaorde van krommenaos (=hij hield zich voor de domme) (kortemarks)
- je gebaort van krommenaos (=hij houdt zich voor de domme) (Kortemarks)
- kâl wie kook (=domme praat) (Weerts)
- lompe joon (=domme jongen) (Flakkees)
- ne lauze slimmerik (=iemand die zich van den domme houdt) (Munsterbilzen - Minsters)
- neet alle wieze kómme oet ‘t oeëste (=overal zijn slimme en domme mensen) (Heitsers)
- nen dommen uiver (=dom iemand, domme kloot) (Meers)
- nen onnozelen mot ie eerst 't 't meet knikker leren. * (=een domme moet eerst het knikkeren leren.) (Twents)
- nen onnozelen mot ie eerst 't 't meet knikker leren.* (=domme / onbenul) (Twents)
- nen teppen (=een domme man) (Liedekerks)
- nen troeten (=een dwaze domme man) (Trejjens)
- Net doen of je van Lillo komt (=je van de domme houden) (Zeeuws)
- onnekalle (=domme vrouw - super dom) (Meers)
- ou van peikeren geboaren (=zich van de domme houden) (Moes)
- Poepegoele (=domme vrouw die zich makkelijk laat verleiden) (Zelzaats)
- sjaele zeiver (=domme praat) (Aelsers)
- slome dukeloar!! (=domme gans!!) (Westerkwartiers)
- Stom mokkel ! / Achteluk wijf (=domme Gans, Dom meisje) (Utrechts)
- triene beziets (=domme vrouw) (Veurns)
- tuut (=domme vrouw) (Vlijtingens)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen