7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `een hond`
- bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
- een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
- er was geen hond/kat/kip (=er was niemand)
- het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
- wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
- zo welkom als een hond in de keuken (=absoluut niet welkom)
- zo ziek als een hond zijn (=zeer ziek zijn, doodziek op bed liggen)
19 dialectgezegden bevatten `een hond`
- 'n Peerd en un hond hinkt um de stront (=Wanneer een paard of een hond maar iets aan hun poten hebben, lopen ze mank) (Achterhoeks)
- 'nen allemanswies (=een hond die met alle mensen bevriend is) (Sint-Niklaas)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- As een hond op een zieke koe (=Ergens tuk op zijn. Als een bok op een haverkist) (Giethoorns)
- Dat staat er op as haor op een hond (=At staat heel dicht, b.v. gras) (Giethoorns)
- des te baeter daste de minse leirs kinne, deste liever zieste zenen hond.... (=zo trouw als een hond) (Munsterbilzen - Minsters)
- He-j is net zoeveul kerks a unnen hoond klippels (=Hij moet net zo min iets van de kerk hebben als een hond van een stok) (Zurriks)
- Iej meurt uut de murf as un joekel uut de tokus. (=Je riekt uit je mond als een hond uit zijn achterwerk.) (Deventers)
- krepiëre (=sterven als een hond) (Munsterbilzen - Minsters)
- luuj gont doeëd, inne honk geet kapot (=mensen sterven, een hond gaat kapot) (Sjeeter plat)
- ne man hèt ne boës, n vroo hèt ne knèch (=een hond heeft een baas, een kat personeel) (Munsterbilzen - Minsters)
- Niet ziek en niet gezond, maar zo leep as een hond (=Wordt wel eens gezegd van een klagend persoon) (Giethoorns)
- ùnont (=een hond) (Zeeuws)
- wie langer daste getraud bès, wie liever daste zenen hond zies (=een hond is een getrouw dier) (Munsterbilzen - Minsters)
- Wiene? 't gat van e bobbiene, 't gat van ne puut, lekt den oend ze tenen uut (=kinderlol: wat? het gaatje van een klos, het achterste van een kikker, lik aan de poten van een hond) (Bachten de kupes)
- Zo gierig dat-ie zelluf tegen de pui staat te pisse om een hond uit te sparen (=Zuinig zijn) (Rotterdams)
- Zo gierig dat-ie zelluf tegn de pui staat te pisse om een hond uit te sparen (=Zuinig zijn) (Mestreechs)
- zoe zik as nen hond
hondszik (=zo ziek als een hond) (Bilzers)
- Zuk jin me 'n tote voer ip te skip'n (=een hond met een lelijke kop) (Wevelgems)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen