29 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lijf`
- aan het lijf schieten (=haastig aantrekken (kleding))
- aan mijn lijf geen polonaise (=van mij moet je afblijven)
- al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=wie zich mooi aankleedt wordt daarmee zelf nog niet mooi)
- als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
- blijf aan jouw kantje (=je mag hem niet aanraken, hij is niet aanspreekbaar)
- blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
- de dood op het lijf jagen (=schrik aanjagen)
- de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
- de stuipen op het lijf jagen (=iemand felle schrik aanjagen)
- een rib(be) uit iemands lijf (=een grote uitgave)
- eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
- er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
- eten en drinken houdt lijf en ziel bijeen. (=eten en drinken blijven levensbehoeften.)
- geef, zodat je gevende blijft (=geef niet meer dan dat je kunt missen.)
- geen droge draad aan het lijf hebben (=totaal nat geregend zijn (soms ook : door en door bezweet))
- geen hart in het lijf hebben (=geen greintje medelijden kennen)
- geen hemd aan het lijf hebben (=naakt of erg arm zijn)
- handen aan het lijf hebben (=goed kunnen werken)
- het vege lijf redden (=vluchten, er snel vandoor gaan)
- iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
- iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
- iemand tegen het lijf lopen. (=onverwacht iemand tegenkomen)
- je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
- niets om het lijf hebben (=niets betekenen, geen waarde hebben)
- schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
- van koper blijf je proper en van ijzer word je niks wijzer (=koper is veel waard, ijzer niet)
- waar de boom gevallen is, blijft hij liggen (=gedane zaken nemen geen keer)
- weinig om het lijf hebben (=het stelt niet veel voor.)
- wie schrijft, die blijft. (=documenteer alles goed voor je eigen bestwil)
17 betekenissen bevatten `lijf`
- botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
- kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
- de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
- wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
- blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
- doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. (=blijf vooral normaal doen)
- ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
- rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
- rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
- eerlijk duurt het langst (=een leugen komt op den duur altijd uit, maar de waarheid blijft altijd waar)
- het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
- het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
- het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
- ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
- duren is een mooie stad (=nu is het goed, maar blijft dat zo?)
- naar de bar(re)biesjes gaan (=totaal verloren gaan zonder dat er iets van overblijft (bijv. een schip dat vergaat))
- de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
50 dialectgezegden bevatten `lijf`
- 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
- 't ae van oa gat vroagen (=Het hemd van je lijf vragen) (Wichels)
- 't duumanneken lupt over mijn lijf (=een plotse rilling) (Wetters)
- 't es on zè lijf gegoten (=het kledingstuk is de juiste maat, de job past hem volledig) (Meers)
- an mien lief gien polonaise (=aan mijn lijf geen polonaise) (Zwols)
- Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. Ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. Ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)
- betaul'n: D'n dèdde kieë betaul'n! (=De derde keer betalen (werd gezegd als je iemand 2x kort na elkaar tegen 't lijf liep)) (Lebbeeks)
- blijf van mich aof (=blijf van mijn lijf) (Bilzers)
- da hèt nie vieël ummet lijf (=dat is bijna zonder waarde) (Munsterbilzen - Minsters)
- da zulde wel uit oew lijf laote (=durf dat eens te doen) (Oudenbosch)
- dae gamin doog nie aut zen heil praaj (=dat gastje heeft niets goeds in zijn hele lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt de bibbërëbitsjës op zë lijf (=hij loopt te huiverenn) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt tërdievël èn zë lijf (=die zit vol vuur !) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae zit mét de bibberebitsjes op ze lijf (=hij zit met hevige angsten) (Munsterbilzen - Minsters)
- dao krieg ich hinnevel van (=ik had rillingen over mijn hele lijf) (Berg en Terblijts)
- das 'n rib aut më lijf (=dat kost me een pak geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- das nie vieël sops (=dat heeft niet veel om 't lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- dassen rib aut me lijf (=dat kost me een vermogen) (Munsterbilzen - Minsters)
- De antroase oep zè lijf hêbbe (=Heel veel angst hebben) (Walshoutems)
- de benen van onder zè lijf (gat) lopen (=zeer veel moeite doen voor iets) (Sint-Niklaas)
- de bibberebitsjes hebbe (=de daver op zijn lijf hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- dê hét de bibberebitsjes op ze lijf (=man, heeft die de schrik te pakken) (Bilzers)
- de keutele uut de vot vraoge (=het hemd van het lijf vragen) (Weerts)
- de kijt uit zè lijf weirken (=zich afsloven, hard werken) (Meers)
- de moes nie te vrig wakker zien, mér waol goed wakker (=je moet nergens met je lijf de voorste zijn, maar wel met je hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
- de musschje valle dôod van ut dak / Het is bloedjie hêet/ ik het het niet meer/ wat een pleurischjhitte/ tis zo warrem de lappe valle van me lijf (=de mussen vallen dood van het dak af) (Utrechts)
- de paute vanonder ze lijf lope (=het kan niet snel genoeg) (Bilzers)
- de piuëdn vanonder a lijf liuëbm (=van hier naar daar lopen) (Kaprijks)
- dieje hee poewete oonder ze lijf (=hij kan goed werken) (Geels)
- dieje is oonder zich oawet, diej hee balle oan zen lijf (=hij is niet op zijn mondje gevallen) (Geels)
- doë kraajg ich den daovër van op me lijf (=daarvan krijg ik bevingen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dun duvel op zunne steirt trappe (=het over iemand hebben en die dan plots tegen het lijf) (Gastels)
- ee luept mee de duoe op zijn lijf (=hij ziet er heel ziek uit) (Lochristis)
- eemes de peerike oet zien naas haale (=Iemand het hemd van het lijf vragen) (Weerts)
- Een Mesjokkenaar, gestoorde, gekke Henkie, snuggere Harrie, imbecieltje, mongooltjie (=iemand die niet helemaal in orde is, een niet zo snuggere opmerking maakt, of zich als een gek gedraagt. Of iets uithaalt hetgeen anderen de schrik op het lijf jaagt) (Utrechts)
- Een schete in een flesse (=Het heeft niets om het lijf) (Zottegems)
- èn zene flikker (=in zijn bloot lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- Gij moakt van ou lijf 'n spoelkuipe (=Tegen een veelvraat zegt men) (Lokers)
- gin hem aon zun lijf (=Zo arm als job) (Gastels)
- Gin häöske of bukske aan hemme (=niets om het lijf hebben) (Barghs)
- haag zën hiësës mér goed kiel, das goed heil goed vër lijf en ziel (=blijf altijd rustig en bezonnnen) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae doog aut te loeëte van ze lijf nie (=hij gedraagt zich helemaal niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae ho (ch) den daover op ze lijf (=hij beefde van de schrik) (Bilzers)
- ich hëb de bibbërëbitsjes op me lijf (=ik ben heel beangstigd) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich hëb de kaaê sjoejer op mën praaj (=ik krijg koude rillingen op mijn lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich hëb de sjoeër op me lijf (=ik sta te trillen van de kou) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich zeek aut (=het zweet loopt van mijn lijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemand den doaver oep het lijf joage (=iemand doen trillen van angst) (Winksels)
- Iemand te kandeele goan (=Iemand te lijf gaan) (Hansbeeks)
- iemand ten kandeele gaan (=iemand te lijf gaan) (Sint-Laureins)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen