Spreekwoorden met `hiel`

Zoek

10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hiel`

  1. de achilleshiel (=de zwakke kant/plek van iets)
  2. de hielen lichten (=weggaan)
  3. het hieltje van de ham kluiven (=zijn laatste geld opmaken)
  4. iemand de hielen laten zien (=inhalen of beter presteren dan de ander)
  5. iemand de hielen likken (=erg onderdanig of nederig tegen iemand doen)
  6. iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
  7. je hielen laten zien (=weggaan)
  8. liever iemand zijn hielen zien dan zijn tenen (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  9. naar zijn hielen omzien (=aan vluchten denken)
  10. stoot je hielen niet (=wordt gezegd tegen een grote lomperd)

Eén betekenis bevat `hiel`

  1. iemand in zijn kielwater zeilen (=iemand op de hielen volgen)

24 dialectgezegden bevatten `hiel`

  1. 'kem hiel antwâarpe oep z'en bakkes geloepe en niks gevonde (=vruchteloos zoeken) (Antwerps)
  2. 't komt bij hem hiel krekt (=hij werkt heel nauwgezet) (Westerkwartiers)
  3. Da woa ‘n hiël spel (=Dat was een groot gedoe) (West-Vlaams)
  4. Da woa ‘n hiël spel (=Dat was een groot gedoe) (Harelbeeks)
  5. da' s hiel (heul) aans (=dat is heel anders) (Westerkwartiers)
  6. dat begroot mij hiel bot (=dat vind ik heel naar) (Westerkwartiers)
  7. dat duurde 'n hiel schoft (=dat duurde een hele poos) (Westerkwartiers)
  8. dat oogt hiel wat (=ogen - dat oogt heel wat) (Westerkwartiers)
  9. de Awbrök is hiel aajd (=de Servaasbrug is heel oud) (Mestreechs)
  10. doa kumt hiel get biej kieke (=het is moeilijk) (Opglabbeeks)
  11. hiel den hannekesnest (=heel de bende) (Hulshouts)
  12. hiël get op de plank höbbe (=flinke borsten hebben) (Steins)
  13. hiel hed deroan (=het noorden kwijt) (Leopoldsburgs)
  14. hij hiel woord (=hij deed wat hij had beloofd) (Westerkwartiers)
  15. hij kwam d'r hiel doodgemoedereerd aan (=heel kalm kwam hij aanlopen) (Westerkwartiers)
  16. Ich hèm er niks mèt te moake, zag 't wijfke, mae ze ha hiel de geboere èn riezing gestoehke. (=Ik heb er niets mee te maken, zei het vrouwke, maar ze had de hele buurt in ruzie gestoken.) (Genker)
  17. iech höb de hiel nach ligke krawwake (=de slaap niet kunnen vatten) (Mestreechs)
  18. j'es hiel zot d'ndien'n (=hij is niet goed bij zijn hoofd) (deinzes)
  19. hiel aantwaarpe mor nie mé maai (=jij gaat mij niet voor de gek houden) (Antwerps)
  20. Mee hiêl zaane batteklang (=Met heel zijn hebben en houden) (Sint-Katelijne-Waver)
  21. menne vas (=mijn hiel) (Zoutleeuws)
  22. we hemm'm niet hiel wat veur de boeg (=wij moeten nog veel werk doen) (Westerkwartiers)
  23. Ze hit e hiel lil-lek bakkes (=Ze heeft een heel lelijk gezicht) (Lummens)
  24. ze is hiel wat maans (=zij presteert echt heel veel) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen