Spreekwoorden met `bouw`

Zoek

14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bouw`

  1. Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd (=voor een uitgebreide klus heb je meer tijd nodig)
  2. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  3. bouw geen molen om een bak zaad (=voor een kleinigheid moet men teveel moeite doen.)
  4. de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
  5. huizen op iemand kunnen bouwen (=sterk op iemand kunnen vertrouwen)
  6. je tabernakelen bouwen (=zich vestigen met het doel lang te blijven)
  7. kastelen in de lucht bouwen (=zich illusies maken)
  8. Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd (=grote projecten kosten tijd (en vergen geduld))
  9. luchtkastelen bouwen (=zich illusies maken)
  10. niet door mensenhanden gebouwd (=door God of natuur tot stand gebracht)
  11. op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
  12. op zand bouwen (=zich op niets baseren)
  13. Rome is niet in één dag gebouwd (=relativeren: Leer geduld te hebben, overhaast niets)
  14. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)

10 betekenissen bevatten `bouw`

  1. een kerel als Kas (=een stevig gebouwde kerel (ironisch bedoeld))
  2. uit de grond stampen (=erg snel iets opbouwen)
  3. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
  4. iets staat op losse schroeven (=het is onzeker, er valt niet op te bouwen)
  5. op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
  6. als een feniks uit de as herrijzen (=na de totale vernietiging opnieuw opbouwen)
  7. op iemands schouders staan (=op andermans werk voortbouwen)
  8. uit de as herrijzen (=opnieuw opbouwen na een brand)
  9. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  10. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)

2 dialectgezegden bevatten `bouw`

  1. De maaij zetten (=Hoogste punt van een bouw bereikt) (Zunderts)
  2. In de vis / bouw / etc zitten (=Werken in vishandel / in de bouw) (Volendams)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen